Wie mij volgt las in Het Lint en Groen lint in een vinexwijk over mijn fascinatie voor de Utrechtse wijk Leidsche Rijn. Het verfrissende contrast tussen oud en nieuw verrast me keer op keer. Verbindend hart in de wijk is het Máximapark. Hier valt in ieder seizoen iets te ontdekken en ik maak er graag een ommetje als ik in de buurt ben. Liep ik eerder het geasfalteerde Lint met de witte madeliefjes, vandaag bezoek ik het binnenste van het park, de Binnenhof.
Ik bereik het Máximapark vanaf het station Terwijde via de Utrechtseweg. Onderweg zie ik hoe oud en nieuw (stedelijk) landschap elkaar versterken. Leidsche Rijn noemt haar nieuwbouwbuurten scherven, vanwege hun asymmetrische vorm en vrijwel zeker als verwijzing naar de Romeinse opgravingen in dit gebied. Zeker, het landschap is ingrijpend veranderd maar ik ervaar geen totale opoffering ten gunste van fantasieloze, recht-toe-recht-aan blokken nieuwbouw. Als buitenstaander kan ik dit wel zeggen.
Ik begin aan de noordoostkant van het park, bij de parkpergola. Deze honingraatmuur biedt ruimte aan vogels, insecten, vleermuizen en klimplanten zoals blauwe regen, wilde wingerd, kamperfoelie en zelfs hop voor de lokale bierbrouwerij. Overigens heeft de pergola voorlopig woonruimte genoeg. Leuk om te volgen hoe na verloop van tijd de natuur de overhand krijgt op de betonnen structuur.
Voor de verandering geen uitgestippelde route, wel heb ik de Japanse tuin en de Vlinderhof op mijn lijstje staan. Vandaag loop ik vooral op gevoel. Verdwalen kan niet en bij twijfel heeft elke ingang vanaf het Lint een orienteringsbord. Links van mij ligt in de verte de grote lelievijver met de elegante, boogvormige brug. Aan weerskanten in de railing is de madelief, symbool van het park, verwerkt. Ook in andere bruggen komt het motief terug.
Langs een van de vele slingerpaden steekt een serie korte zuilen als periscopen boven het gemaaide gras uit. Elke zuil herbergt geschonken voorwerpen van omwonenden. Met een bijna caleidoscopische blik zie ik de herinneringen aan hedendaagse leven in een ondergrondse bubbel. De in brons gegoten voorwerpen doen mij denken aan een leven voordat de bulldozers kwamen en aan de archeologische opgravingen tijdens die graafwerkzaamheden. Jammer dat sommige voorwerpen ook vandalen of koperdieven aantrekken. Ongeveer de helft van de herinneringen zijn uitgewist door versplinterd glas.
De Binnenhof is rijk aan water en bruggen en loop ik inmiddels links van de uitgegraven Vikingrijn. Dit 'nieuwe' water volgt de oorspronkelijke loop van
de Rijn nadat het ooit verzand raakte. Het uitgraven is nog niet gedaan, ook noordelijker wordt de oorspronkelijke loop weer hersteld. Daarmee vormt de Vikingrijn, in verbinding met de Vleutense en de Alendorper Wetering, het meest gezichtsbepalende water van het Máximapark.
Onverhard lopen zo langs het water van de Vikingrijn voelt anders, alsof ik meer in de natuur ben. Het gevoel is maar voor even. Rechts ligt het barbecueveld met grote tegels in gepaste afstand van elkaar. Ze bieden een solide ondergrond aan houtskool- en gasbranders. Ook de tegels verwijzen naar het park en de madelief. Hier is over nagedacht. Het lijkt me een ludiek idee om zo, waar nodig, de anderhalvemetersamenleving vorm te geven.
Wandelend over de Esdoornlaan, de zuidkant van de Binnenhof, komen geluiden van de sportvelden aangewaaid. Hier mogen ook weer auto's rijden. Verderop, via de ruim honderd jaar oude Jeremiebrug, bereik ik de Alendorperweg. Lag de Jeremiebrug eerst in de buurt van het centraal station in Utrecht, na honderd jaar kreeg het hier een nieuwe plek. Hoewel de brug net een maatje te groot lijkt voor het water oogt het alsof het er altijd lag. Nu valt de regen zo hard, dat ik wel moet schuilen onder de volwassen bomen langs de weg. Ook dit is het Máximapark.
Als ik denk dat de regen mindert, heb ik mijn zinnen gezet op de Vlinderhof. Maar de bui heeft nog een flink staartje voor me in petto. Links in mijn ooghoek duikt het rode gebouw weer op, de hangplek. Een uitgelezen wachthuisje. Druipend van het water loop ik binnen. Van hangplek verandert het in een skandinavisch-achtige shelter. De houten zoldering is beschilderd met folkloristische figuren en patronen. Het is de Wood Chapel. Ik kijk mijn ogen uit terwijl de regen op het dak klettert.
Van mijn schuilplek loop ik naar de Beukenboslaan. Eerst denk ik op een ernstig verkeersongeval te stuiten. Zwartgeblakerde voertuigen, door de klap van de aanrijding op hun kant geraakt. Wat is hier gebeurd? Het is het kunstwerk Barricade, monument voor de democratie en een ode aan mensen die strijden tegen onrecht en onderdrukking. Ik zie nu ook vlaggen of spandoeken. Voor mij betekent het vooral een duidelijk signaal tegen gemotoriseerd verkeer in het park.
Na weer een heftige regenbui - mijn regenjas blijkt niet helemaal waterdicht te zijn - kom ik in de Vlinderhof. Ook de Vlinderhof, ontwerp van landschappelijk architect Piet Oudolf, is een kunstwerk van zichzelf. Ik ben fan. Als vertegenwoordiger van The Dutch Wave (de Hollandse Vasteplantengolf) gaat hij verder dan alleen ontwerpen op hoogte, kleur of bloeiperiode. Alle seizoenen tellen mee zodat ook uitgebloeide of afgestorven struiken van decoratieve waarde zijn. Uitgangspunt voor ontwerp en de keuze van planten is vooral de plek, niet zozeer de opgelegde wil van de architect. Hier valt alles samen, de staalgrijze luchten, het betonpad, de natregende houten banken en vooral de varieteit aan planten die in herfstachtige tinten op eigen wijze omgaan met het hemelwater. Dit hof is elk jaar, elk seizoen een bezoek waard.
Na deze kers op de taart loop ik langs de honingraatmuur naar het Lint en verlaat aan de oostkant de beslotenheid van de Binnenhof. Ditmaal langs water en veel nieuwbouw zoek ik mijn weg naar het station Terwijde. Ik klok 7 kilometer totaal. De zon breekt door.
Echt genieten!!
BeantwoordenVerwijderenDankjewel, leuk om te lezen! Het motiveert om te blijven schrijven.
Verwijderen