Natuurpad | 11 september 2021 | Zuidwolde-Balkbrug (12)

Als eerste kijk ik door het slaapkamerraam. Het is droog. Behalve bed en brood is het een primaire behoefte om te weten wat het weer is. Na het opstaan zet het gastgezin me aan een uitgebreid ontbijt. Ik neem twee boterhammen met kaas extra voor onderweg en bedank ze even later hartelijk voor hun gastvrijheid. Weg ben ik, voor de vierde en voorlopig laatste etappe. Het natuurpad loopt pal achter hun huis, ik kan starten vanuit hun achtertuin, maar het voelt als smokkelen als ik niet aan de route begin waar ik gisteren ben gestopt, bij de begraafplaats aan het begin van Zuidwolde. En zo loop ik om half 9 eerst een onlogische lus door het dorp waarmee ik ook echt de eerste 500 meters van de route afleg.

Als ik het logeeradres even later aan de achterkant passeer, zwaai ik naar mijn gastgezin maar zij zijn deze voorbijganger al uit het oog verloren. Verderop loop ik langs de moestuinen waar ergens ook de vlindertuin ligt, maar de bijbehorende ingang ontgaat me. Daarbij lijkt me dat geen vlinder zich op dit uur laat zien na de onweersbuien van gisteren. Wel zie ik een grote kei, een markeerpunt van 250 kilometer, maar van welke tocht kan ik vanuit mijn gezichtspunt niet lezen.



De eerste kilometers zijn landelijk maar niet heel bijzonder, of het moet de blauwgrijze, nevelige lucht zijn die boven akkers en weilanden hangt. Het is zaterdag en het is stil, de boeren lijken weekend te hebben en bedrijvigheid ontbreekt. Dichtbij en verder weg hoor ik het blaffen van honden. Voor hen geen weekend. Dan hoor ik doffe knallen, eerst lijkt het of iemand ergens zijn container dichtgooit maar als ik het geluid ook verder weg hoor en de knallen zich met tussenpozen herhalen, denk ik aan het gebruik van luchtkanonnen. Iets wat ik in Groningen ook heb gehoord en werd gebruikt tegen de ganzen. Of misschien wordt er gejaagd. Zolang ze maar zien dat ik hier loop.

Ik steek tussen twee weilanden door, dat wil zeggen links het weiland met prikkeldraad, dan een smal paadje voor mij en rechts de sloot en een volgend weiland. Er lijkt geen eind aan het pad te komen. Daarbij loop ik niet erg lekker. De vermoeidheid van drie dagen wandelen speelt op en mijn voeten doen zeer. Ik pep me op door te kijken naar wat ik heb afgelegd, want wat ik nog moet lopen lijkt niet minder te worden. Als ik eindelijk het eind van het pad bereik, is daar een bankje onder een boom. Dat is niet voor niets. Vanaf het bankje kijk ik terug op mijn zojuist afgelegde weg. Het pad heeft nu alleen een einde en geen begin meer.







Maar het einde van het ene pad is het begin van het volgende. Na een kleine 6 kilometer wandel ik de eerste natuurgebieden binnen, Takkenhoogte en Meeuwenveen. Hoe beiden aan hun naam komen is gedachtenvoer voor de komende kilometer. Mooi is het zeker. Ik ga linksom over het Meeuwenveen, een mooi, intiem heidegebied - zeker na de gevallen regen - met een groot ven (een voormalige pingo). Het geeft een sprookjesachtige sfeer. Maar ik ben op mijn hoede, ook hier loopt wildvee. Aan de verse drollen op het pad te zien zijn ze rundachtig groot en ze waren niet lang geleden hier. Denkend aan mijn omzwerving over de Brunstingerplassen van drie dagen terug, kijk ik om me heen hoe ik hier weg kan komen. Maar verse drollen of niet, ze zijn in geen velden of wegen te bekennen. Wel een wandelaar die met de opgewekte wandeltred van een kabouter mij tegemoetloopt. We groeten elkaar. Hé ho, hé ho.










Voorbij het Meeuwenveld en de kruisende weg Nieuwe Dijk bereik ik natuurgebied Wildenberg. Bij het Spookmeer pauzeer ik weer even. Mijn keuze om ergens te stoppen is vrij impulsief en wordt niet of nauwelijks ingegeven door de klok of de afstand. Het is meer een kwestie van of ik het bijzonder vind om bij stil te blijven staan, of er een bankje is, hoe het met mij gaat. Hier is het de plek die me doet stoppen. Opnieuw de rust, de stilte, en het uitnodigende bankje van het Drents Landschap, beheerder van het gebied. 






Daarna volgt een slingerend stukje route, geheel passend bij het meanderende karakter van de beek Reest en het golvende landschap van het Reestdal. Maar of het nu komt door vier dagen wandelen of dat ik er gewoon sentimentele moeite mee heb, het lopen valt me zwaar. Ik kom aan de zuidgrens van Drenthe en moet afscheid nemen van deze mooie provincie, zo heel anders dan het kale, open landschap van Groningen wat ik hiervoor zag en niet wetend wat Overijssel me te bieden heeft. Hier in het Reestdal, op de brug over de Reest, sta ik op die grens tussen twee provincies. Nog wat stappen en ik ben in de derde provincie van het Natuurpad. De eerste kilometer valt me niet tegen, ik voel er niets van. Wat boerderijen van lang geleden bijeen gegroepeerd tot Den Huizen en dan als laatste natuurgebied de Haardennen bij Balkbrug, mijn eindbestemming vandaag. 






Had ik vanochtend nog gedacht iets te gaan eten bij een uitspanning op een van de nabijgelegen campings, de wens om een bus op te zoeken en me passief te laten vervoeren richting huis voelt met elke stap een stuk aantrekkelijker. Mijn voeten doen veel pijn en ik strompel - lopen kun je het niet meer noemen - nog een kilometer of meer tot ik bij de bushalte van het dorp Balkbrug kan stilstaan. Staan. Niet zitten. Er is geen abri, geen bankje. Ik kan op de stoeprand gaan zitten maar ben bang dat ik dan niet meer overeind kom. En dus blijf ik als een houten klaas staan. Ik sta aan de provinciale Zwolseweg (N377), opnieuw een racebaan. Ooit liep hier de Dedemsvaart, nu een vierbaansweg wat een dorp uit elkaar rijt. Ik vind het een nare plek om de etappe te eindigen maar van doorlopen is lichamelijk en reistechnisch geen sprake. De zon breekt voorzichtig door en dat maakt het aangenaam warm en de omgeving wat zachter. Ik ben heel nieuwsgierig naar het vervolg. Ik tuur naar de huizen aan de overkant. Daar ergens ligt een groene, haast geheime doorgang naar de volgende etappe van het Natuurpad.


Verder lezen? Klik dan hier.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten