8 - 10 oktober 2021 | Nazomeren in Twente

Even na 10 uur vertrekken we met de koffers in de auto en rijden richting het oosten voor een actief weekendje-weg. Onderweg merken we hoe plaatselijk het weer kan zijn. Zo brandt de zon een blauw gat in de lucht, zo rijden we weer in de grijze mist. 

Ongeveer halverwege gaan we bij Stroe van de snelweg, kunnen we lunchen op een zonnig terras en maken we een eerste ommetje in het nabijgelegen bos. We zitten al op de Veluwe, meldt het terreinbord van Staatsbosbeheer. Verschillende vogels laten van zich horen maar de grote bonte spechten met rode broek laten zich ook zien. Na weer een uur rijden - we steken de IJssel over en schampen Deventer - bereiken we het zonovergoten Delden. We - mijn kwieke moeder en ik - zijn in het Hof van Twente. Vanaf nu laten we de auto staan en gaat alles 'te voet'.


Na het inchecken maken we weer een ommetje. Het hotel ligt op loopafstand van het centrum van Delden. Daarmee nemen we een voorproefje van alles wat ons op wacht: het oude centrum, de monumentale Blasiuskerk, de historische huizen, het zonnige terrasleven - mensen staan ervoor in de rij - en het indrukwekkende landgoed Twickel. Eenmaal aan ons gereserveerde diner in het hotel genieten we na van dag 1. Met 7 kilometer op de wandelteller kijken we uit naar de dag van morgen. 

Dag 2
Vanuit de glazen serre van het hotel zien we voorbij ons ontbijtbord hoe landgoed Twickel wakker wordt in een goudkleurige ochtendzon. Langs de laan verkleurt het groen in de kruinen van de grote eiken naar gele en oranjeroze tinten. Het landgoed lokt ons maar we bewaren het voor later. Eerst zoeken we in het centrum een terras voor een goede bak koffie. Het is zaterdag. Voor Deldense begrippen is het druk met winkelend publiek maar nog drukker met oversized bolides, zoekend naar die ene vrije parkeerplek. Ik vergat gisteren te melden dat Delden het Blaricum van Het Gooi is. Dat doet iets met een 21e eeuwse paard-en-wagen. 


Op de brink van het stadshart vinden we ons ochtendterras in de bijna-schaduw van een meer dan honderd jaar oude groene treurbeuk. De muziekboom zoals de Deldenaren hem noemen heeft een en ander meegemaakt. Van de sloop van het voormalige gemeentehuis, de komst van een modern kwalitaria tot en met het behoud van de oude villa op de hoek wat nu onderdak biedt aan de drieĆ«enheid boekhandel, postagentschap en toeristisch informatiepunt. Ingetogen genieten wij, passanten, van de zon en een verse cappuccino. 


Voorbij de Markt met de stadspomp en De Kroon, een voormalig logement met een posthoorn als gevelsteen, komen we bij het varkensrooster - naar men zegt een veiligheidsmaatregel tegen de duivel die met zijn varkenspootjes geen voet kan zetten op het kerkterrein. Via het keienpaadje lopen we een rondje om de oude kerk. De kerktoren, de kerktuin en de pastorie baden in de ochtendzon. Vele malen ouder dan de beuk op de brink heeft de Blasiuskerk menig verandering in de loop der eeuwen doorstaan, zoals de beeldenstorm en een stadsbrand halverwege de 17e eeuw. Blasius, de heilige die voor alle keelaandoeningen kan worden aangeroepen, mag zich verheugen hier een tweede kerk te hebben gekregen: behalve de protestante Oude Blasiuskerk ook de katholieke Heilige of Nieuwe Blasiuskerk. 



De kerkklok heit 11 uur. Het is tijd om naar onze volgende afspraak te gaan. Langs de deftige villa van een voormalige textielbaron en de oude burgemeesterswoning met het weitje van Twickel ervoor lopen we weer richting ons hotel, maar we gaan bij de buren naar binnen.


Met een verzameling kunstobjecten uit vijf werelddelen is museum No Hero bescheiden als tentoonstellingsruimte maar met haar onderkomen groots in geschiedenis. Door de eeuwen heen vervulde het 18e eeuwse huis de functie van woonhuis, rechtbank, hotel, gemeentehuis en rentmeesterij van Twickel waar pachters hun pacht afdroegen. We bewonderen kunststukken en interieur maar het weer is te mooi om lang binnen te blijven. 




Na onze lunch - in de buitenlucht - wandelen we via het tunneltje van het Rentmeesterslaantje naar Twickel. Delden telt een kleine 160 rijksmonumenten en met haar herkenbare creme met zwarte kozijnen, deuren en luiken op panden en opstallen doet het landgoed een aardige duit in dat zakje, waaronder ons hotel. Inmiddels zijn we bij het imposante kasteel met de ophaalbrug. Het voorplein is afgesloten, een bezoek aan het kasteel slechts enkele dagen in de zomermaanden mogelijk. Al zijn we nieuwsgierig naar het leven achter die gesloten deuren, in deze warme oktoberzon kiezen we liever voor de tuin. 







Via de landgoedwinkel - ik ontkom niet aan een impulsaankoop van thee en jam - lopen we de tuin binnen. Hier genieten we van een aaneenschakeling van tuinen door de eeuwen heen; naast kasteel en gracht eerst de strakke, classicistische tuin met Oranjerie - de sinaasappelboompjes staan nog buiten opgesteld - dan de meanderende landschapstuin uit een latere periode en een parkachtige rand als natuurlijke omlijsting van het geheel. Vele landschapsarchitecten zetten hier hun stempel, zelfs tot in de 21e eeuwse eeuw. Behalve nieuwe bruggen en rozenprielen verderop, is recent een tempel geplaatst op het Bergje, de kunstmatig aangelegde heuvel. Het 19e eeuwse ontwerp van J.D. Zocher jr heeft twee eeuwen geduldig in de la liggen wachten. Nu de folly er staat, is het vanuit verschillende hoeken een opvallende verschijning om te zien en versterkt het de aanwezigheid van het Bergje. Dat vraagt om een beklimming.

Via een natuurlijk aangelegde trap stap ik stevig naar boven. Halverwege sta ik plots oog in oog met een prachtig roodbruine eekhoorn, wollige staart, pluimpjes aan zijn oren en donkere kraaloogjes. Ik op de trap, hij vastgeklampt aan een boom  met anderhalve meter tussen ons. We lijken even verbaasd over deze ontmoeting. Ik durf me niet te bewegen in de hoop dat hij blijft zitten. Niet de foto maar het moment telt. Ik kijk, en kijk. Tegelijkertijd durf ik bijna niet te kijken, bang om het moment te verstoren en hij er vandoor gaat. En dat bevriezen helpt, beeld ik me in. Met korte verplaatsingen klimt hij aan mijn kant naar boven. Bij elke verplaatsing hoor ik hoe zijn nagels raspen langs de grove bast en zich erin vastgrijpen. Zo klimt hij langzaam hoger en hoger tot hij aan de andere kant van de stam uit mijn zicht verdwijnt. Het tempeltje, het uitzicht, het is allemaal mooi maar haalt het niet meer bij dit moment. Ik verloor zojuist mijn hart aan een eekhoorn.

In de namiddagzon besluiten we ons bezoek aan de tuinen langs het hertenkamp. In Delden zoeken we een restaurant aan de voet van de Oude Blasius en als we in het donker de tijdelijk gehuurde bedstee aan de rand van Delden terugvinden, is onze dagafstand opgelopen tot ruim 7 kilometer.










Dag 3
We krijgen er geen genoeg van. Na ontbijt in het hotel en een cappuccino in de zondagse ochtendzon op het terras tegenover het Rentmeesterslaantje, lopen we via hetzelfde tunneltje naar Twickel maar gaan voorbij aan kasteel en landgoedwinkel. De wegwijzer draagt wimpels in de kenmerkende kleuren rood en geel. Hoewel ze doen denken aan de markering van streekpaden dienen ze als herinnering aan het geslacht Van Heeckeren, door overerving eigenaren van Twickel totdat de laatste eigenaar, barones Van Heeckeren van Wassenaer, het landgoed overdroeg aan de stichting Twickel. 


Twickel is het grootste particuliere landgoed van Nederland. Visueel concentreert het zich rond het kasteel en de tuinen maar het geheel is veel groter. Want al lijken de doorgaande wegen het landgoed te begrenzen, het gebied erbuiten maakt er ook deel vanuit. Alleen al de Umfassungsweg, een van oorsprong 19e eeuwse rondwandeling om het hart van het landgoed, is 11 kilometer. Op de hoek met de ommuurde moestuin lopen we via een bosachtig laantje in noordelijke richting. Zo bereiken we de Noordmolen. We zijn te vroeg om deze water- annex oliemolen draaiend te zien maar maken een praatje met de aanwezige molenaars. Gek genoeg geeft niet de molen maar een fruitboom met kleine, ronde vruchten de aanleiding. Het is geen appel en geen peer en wat we zien is voor westerlingen dan ook een vrij onbekende verschijning. Des te meer in het oosten waar de mispelboom - hoewel voor de hand liggend volgens de molenaar niet eens favoriet om een obstler of een eau de vie van te destilleren  - vooral een oude bekende is naast de Twentse boerderij. Dit broertje van appel en peer lokt insecten weg bij het huis maar bovenal gaat het om de jam die van de rottende mispels wordt gemaakt. Toch denk ik dat menig boer er vroeger een borreltje voor koude winterdagen van stookte.

Van de boom komen we vanzelf te spreken over de molen en omgeving. De watermolen perst olie uit lijnzaad, het product uit de zaaddozen van het helblauwe vlasbloemetje. Met een ingenieus systeem slaat de molen de olie uit het lijnzaad, de molenaar heet dan ook olieslager. Op de andere oever lag ooit een water- annex korenmolen. De molenstenen met het kenmerkende sleuvenpatroon liggen nu in de vloer van deze watermolen. De brug - de schutten gesloten want de molen staat immers stil - vormt de grens tussen de Oelerbeek en de Azelerbeek. Parallel hieraan ligt de Twickeler Vaart. Met een omloop van vaart naar beek, of andersom, is ook een vistrap gerealiseerd. We leren hoe nauw de bouw van een vistrap luistert voor wat betreft de hoogte en diepte per tree. Is de tree te hoog dan kan de vis de sprong niet halen, is de tree te kort dan kan de vis onvoldoende rusten en geen aanloop nemen. Het heeft even geduurd voor de vistrap in orde was. Niet alles blijkt historisch, het bijgebouwtje is een arbo-vereiste voor deze vrijwillige molenaars. 





De molenaars zijn afgeleid door de komst van de toezichthouders van Twickel en wij vervolgen onze weg over de brug. We lopen langs de boerderij Olieslager door het bos en over de brug van de Twickeler Vaart weer richting het kasteel.




Eenmaal in Delden is het nog niet gedaan. Langs de oude beuk en de textielschoorsteen lopen we nog een ommetje langs de zuidkant van het centrum. Delden kent een klein stadshart, een nalatenschap van het middeleeuwse, versterkte stadje met een heuse stadsgracht. De huidige ringvormige straten als Noord- en Zuidwal en Noorder- en Zuiderhagen herinneren nog aan deze vorm. In de aanpalende buitenwijken vindt de stad haar nieuwe vestingwallen. Om kwart over drie opent de Oude Blasius haar deuren. Sinds de maatregelen vond er geen concert meer plaats. Dit is de eerste in lange tijd. De Deldenaren zijn erop gekleed: zondags deftig of praktisch en warm. En wij zijn erbij. Er wordt gegroet, er wordt zelfs gezoend. Mensen zoeken een plek en verplaatsen weer. Als de muziek de ruimte vult, geeft de zon een toegift door de glas-in-lood-ramen en streelt met lage middagstralen muren en muzikanten. Het is een mooie afsluiting van ons weekend. Na afloop lopen we een laatste wandelingetje over een boerenpad-achtig - oude huisjes rechts, moestuintjes links en het klinkerpad ertussen - Noorderhagen en zo komen we bij de auto. Het zit erop. We liepen vandaag ruim 8 kilometer. Op weg naar het westen proberen we de zon nog zo lang mogelijk vast te houden.  Morgenochtend ontbijt ik met thee en jam.






Geen opmerkingen:

Een reactie posten