Na een redelijke nacht - mijn eerste nacht boven in een stapelbed - word ik wakker van een prikkelende geur in mijn neus. Staat er nou zo vroeg iemand te roken op het balkon? Ik probeer mijn slaap terug te winnen maar op wat gedoezel na lukt het niet. De geur is te indringend. Ik hoest. Het is tijd.
Ik focus me op het opstaan en het ochtendritueel van inpakken en wegwezen. Het hostel - modern, ruim en schoon - biedt alleen self-catering, dus geen ontbijt. We gaan op weg. Met de taxi. Is de bedoeling. Onze begeleidster belt een aantal taxibedrijven maar er wordt niet opgenomen.
Intussen wordt mijn aandacht getrokken naar de opkomende zon en de ons omringende lucht. De basiliek wordt verlicht door de kleur van een ondergaande zon maar het is half acht in de ochtend. In de verte, het zuiden, trekken vreemde, donkere wolken richting de oceaan. Oorzaak: de bosbranden in de omgeving van Porto. We zijn op tijd weg.
Pal tegenover het moderne ziekenhuis vinden we een broodjeszaak en bestellen ontbijt en lunchinkopen. We hervinden iets van onze zojuist verloren comfort. Intussen gaan de inwoners van Viana aan het werk.
Na het ontbijt lopen we door de stad en hervatten de camino zo'n vijf kilometer vanaf het hostel. We gaan terug naar de kust, de lucht is er aangenaam, de branden ver weg. En daarmee wijken we - gelukkig - af van wat onze begeleidster de 'officiele' kustcamino noemt. Wat volgt - beter gezegd, wat wij volgen - is een ruige, rotsachtige kustlijn, zonder de uitgestrekte witte stranden. Tussen de drooggevallen rotsen zoeken mensen naar kokkels, mosselen of ander zeegedierte. En de vlonders zijn terug, nu krakend als oude scheepsdekken. Soms is het oppassen dat ik er niet doorheen zak of in een gat stap die een eerdere caminoganger, jogger of fietser heeft gemaakt.
Terwijl ik zo gezellig geniet van het uitzicht moet ik mijn woorden van gisteren of eergisteren terugnemen bij het zien van de ronde bouwsels vandaag. Het zijn inderdaad moínhos do ventos, oude windmolens waarvan de wieken allang verdwenen zijn.
Het andere gezicht van deze ruigere kust is het ontbreken van eettentjes en stempelposten. Het eerste geeft niet want we eten de meegebrachte lunch, het tweede - twee stempels per dag - blijkt ineens geen ondergrens te zijn. Ik leer steeds beter om een pelgrim te zijn en de dingen te nemen zoals ze komen. Dat belooft nog wat.
Ook vandaag is een warme dag. De wind vanaf het water geeft verkoeling zodat oververhitting uitblijft.
Ook de tweede helft van de etappe is prachtig, groen, rustig èn vlak. We lopen de kilometers makkelijk weg.
Iets voorbij het Forte do Cão, het hondenfort, gaan we kort landinwaarts voor het voetgangersbruggetje naast de spoorbaan over de rivier Âncora. Voorbij de monding zien we de oceaan terug in Vila Praia de Âncora. In dit anker-stranddorp volgen we de boulevard tot deze met een bocht naar rechts uit het zicht verdwijnt. Vlak voor de bocht ligt ons hostel.
Het ziet er redelijk uit, maar de slaapzalen - we zijn voor komende nacht verdeeld over twee - zijn krap Er is geen raam naar buiten, alleen een opening tussen de kamers in. Er zijn maar twee toiletten en twee douches waarvan de douchebakken gebarsten zijn. Het sanitair moeten we delen met iedereen die voor en na ons incheckt. Het sousterrain heeft nog wat douches maar de trap naar beneden voelt niet veilig. Aan de voorkant van het hostel hangen drie wasrekjes al klaar aan het balkon maar de wasmachine ontbreekt. Deze zit twee straatjes verderop in een wasserette die door dezelfde dame beheerd lijkt te worden. Ook vandaag maken er weer een gezamenlijke was van en we bezetten daarmee alle wasrekjes, twee stoelen en de balustrade. Zoals gezegd, het oogt allemaal wat krap en ook hier is het alleen self-catering. Het is een lesje nederigheid denk ik maar, mijn pelgrimscape past blijkbaar steeds beter.
Na het douchen en omkleden is het wachten op het avondmaal. We doen daarom alvast boodschappen bij een lokale supermarkt, water staat dagelijks op het boodschappenlijstje.
Op weg naar de supermarkt, gevonden via internet, gaan we een zijstraatje van de boulevard in. We moeten plotseling het spoor over. Dan blijkt dat het dorp, ongeveer eenderde aan de kant van de kust, is afgesneden van de rest door het spoor. Bijna elk zijstraatje gelegen tussen de boulevard en de hoofdstraat heeft een bewaakte spoorwegovergang. En er gaat geregeld een trein.
De hoofdstraat is aardig voorzien van winkeltjes, hoewel de meeste wat gedateerd. Terug in het hostel weten we inmiddels waar we kunnen eten, aanbevolen door de uitbaatster van het hostel. Laat, dat dan weer wel.
Als ik terugkom op de slaapzaal die ik met twee wandelzusters en twee Italianen deel, lijken de laatste te zijn verdwenen. Bagage weg, alles weg. En dus denken we slim te zijn door hun benedenbedden in te nemen. Dat is een misvatting, plotseling verschijnt het Italiaanse stel weer in de kamer. Uitleg over hun ogenschijnlijk vertrek wordt bewust niet begrepen. De man houdt zich van de domme waar het om Engels gaat maar stelt precies de goede vragen. En dan moeten we de nacht nog in.
Gelukkig is daar de warme maaltijd buiten de deur en we schuiven 200 meter op naar links. Ik eet er mijn allereerste (vegetarische) Franceshina, een uit de kluiten gegroeide tosti overdekt met gesmolten kaas en overgoten met een oranjekleurige, ietwat pittige saus. En om het geheel af te maken ligt er een spiegelei bovenop. Niet het toppunt van een gezonde maaltijd maar voedzaam na het karige saladediner van gisteren. We bespreken het nieuws over de branden in Portugal. Het zijn er veel en we leven mee met de bewoners van die gebieden, de brandweerlieden en de caminogangers die in gevallen niet verder kunnen met hun tocht. Gelukkig zitten we veilig ten noorden ervan, maar het geeft te denken. We informeren het thuisfront.
Morgen steken we per boot de rivier Miño en daarmee de grens tussen Portugal en Spanje over. Tot morgen!
Leuk Eef, dat van die Italianen die er opeens wel weer waren 🫣!!
BeantwoordenVerwijderen;-)
Verwijderen