Zover red ik het niet. Binnen anderhalve kilometer barst het los. Gelukkig mag ik schuilen op het overdekte terras van een nog gesloten Boshuis. En ik ben niet de enige, hoewel het er ook hardlopers en fietsers stug doorgaan. Na ongeveer een kwartier klaart het op maar de lucht blijft dreigend. Het is al half tien.
Ook onder de parasol van het verderop gelegen natuurcentrum schuil ik even maar daarna wil ik echt verder. Ik heb immers 26 kilometer te gaan vandaag. Dus loop ik vanaf tien uur vrij gespannen, met ogen gericht op de mooie omgeving - en diepe plassen - en oren gespitst op naderend onweer. Het blijft bij wat gerommel in de verte.
Voorbij de Ave Maria-kapel bij de Oude Hondsberg begint het Brabants Landschap: het gebied van het Bergh- of Galgeven. Het klinkt weinig positief maar behalve dat stemt een vochtig landschap met grotere en kleine vennen me niet gerust. Water trekt onweer aan. En muggen. Om beide niet te veel uit te dagen sla ik het rondje om het grote Galgeven over en ga rechtdoor over het pad. Intussen rommelt het in de verte. Veel van het gerommel blijken vliegtuigen te zijn. Hemelsbreed ligt de luchthaven van Eindhoven hier in de buurt. En ineens valt het me op dat ik de straaljagers en legerhelikopters van vliegbases Volkel en Gilze-Rijen vandaag nog niet heb gehoord. 'Elk nadeel heb zijn voordeel', aldus de gevleugelde uitspraak van een bekende voetballer. Ondanks het uitblijven van onweer hier wil ik zo snel mogelijk naar droger oorden.
En zelfs al heb ik even geen onweer meer gehoord, ik knijp hem toch een beetje op de Kerkeindse Heide. Ik moet zo'n vijfhonderd lange meters in open veld onder hoogspanningskabels doorlopen: verbeeld ik het me of hoor ik de kabels zingen? Voorbij deze Pijnendijk - ik verzin het niet - ben ik blij het bos weer te bereiken. Maar ook daar voel ik me niet echt veilig als ik zie hoe recent drie bomen met weinig onderlinge afstand zijn geveld. Het zegt me genoeg over de kracht van de buien.
Voorbij een van de vele maisvelden bereik ik weer de bewoonde wereld. Aan de overkant van het Wilhelminakanaal ogen de met dierenprints gecamoufleerde huisjes en de bedrijvigheid van treintjes en onderhoudsauto's op het safaripark Beekse Bergen ineens heel vervreemdend. Ik zou naar de overkant willen roepen: voor echte en wilde natuur moet je hier zijn, achter mij.
Parallel aan het kanaal volg ik een onmogelijk zandpad met hobbels en kuilen. Alsof elk Brabants pad door crossende terreinwagens wordt gebruikt. In dat opzicht gaat het boerenland van Brabant me op deze vijfde dag tegenstaan. Dan zie ik liever het zachtaardiger boerenlandschap van Drenthe.
Gelukkig kan ik bij Biest-Houtakker de brug over het Wilhelminakanaal over waar een gulle Brabander op me wacht. Om half twee strijk ik er op het terras neer om voorlopig te blijven zitten. Mijn voeten zijn me dankbaar.
Aan een ander tafeltje zit een stel. Zij herkent het routeboekje op mijn tafel. Zij loopt dezelfde etappe, zij het in tegengestelde richting, hij fietst. Zij laat weten over wat komen gaat en ik waarschuw haar voor de bomen over het pad. Het is voor het eerst dat ik iemand tegenkom die dezelfde route loopt. Het werkt motiverend om en route ervaringen uit te wisselen.
Om half drie begin ik aan de laatste etappe van het boekje: ruim elf kilometer van Biest-Houtakker naar Goirle. Ik ben nog maar net op weg als twee mannen in een moestuin me aanspreken. Dat wil zeggen, een van de twee. Hij weet meteen welke route ik loop. Ook dat heb ik in al die tijd nog niet meegemaakt. Of hij heeft eerder de vrouw van het terras gesproken en gokt goed. Zelf is hij een pelgrim: hij heeft Santiago gelopen. Vergeleken daarbij voel ik me een beginneling en lijkt het Natuurpad een ommetje. Maar voor ik hem daar naar kan vragen krijgt hij een telefoontje. Ons gesprek is voorbij. Zo gaat dat onderweg.
Van Biest-Houtakker volg ik het Veldbraken en het Heiligstraatje. Het zijn minder interessante kilometers, langs boerenland en over de crosswegen van Brabant. Voorbij een 'authentieke' boerderij voert de route voor een kilometer over een drekachtig pad tot aan de Goirlesedijk. Vanaf daar volgt weer een zanderig karrenspoor langs de Witte Duinen. Ik vraag me af waarom de route hier niet door het bosgebied is geleid, het moet vele malen mooier zijn. Maar ik blijf de route volgen - ik heb al veel gesmokkeld in de afgelopen dagen - omdat er in het bos hard wordt gewerkt. Het wordt drastisch uitgedund. Het is te zien aan de muren van in moten gezaagde, gestapelde boomstammen over vrijwel de hele lengte van het pad. Het zijn voornamelijk naaldbomen. De geur van vrijgekomen hars is heerlijk prikkelend in mijn neus maar de aanblik van al die stammen stemt me droevig. Daarbij is ook hier het zandpad aan gort gereden door de zaag- en graafmachines en vrachtwagens met oplegger die de boomstammen komen ophalen. Ik weet het, ik raak vermoeid en verzadigd van indrukken en dat doet het landschap geen recht. Gelukkig pak ik nog een klein stukje bos mee voor ik de Witte Duinen verlaat. Bij gebrek aan een bankje pauzeer ik kort aan de rand van zomaar een bospaadje. Dat maakt veel weer goed.
Licht en lucht boeien me nog voornamelijk. Ondanks dat het is opgeklaard, oogt het heiig. Ik waag een poging om stil te staan bij een waterloop tussen twee vennen, rechts het Haneven en links, grappig genoeg, de Biesbosch. Snel doorlopen voor de muggen lucht van me krijgen.
Als ik karrenspoor Gorp oversteek, bereik ik het landgoed Gorp en Roovert. Inwendig juich ik want ik weet dat het laatste natuurgebied heb bereikt. Het einde van de tocht komt in zicht. Het is tien over vijf, nog drieëneenhalve kilometer te gaan.
Gorp en Roovert is een prachtig natuurgebied. Met mijn wil om het eindpunt te bereiken doe ik het gebied te kort. Maar er is meer wat me niet doet inhouden. Het is er vochtig en klam en ik loop pal naast het idyllische maar verraderlijke water van de Rovertsche Leij. Niet het water maar mijn aantrekkingskracht op de muggen in de buurt van het water maakt het tot een risico.
Inmiddels heb ik door dat die muggen niet alleen op mijn blote huid maar ook dwars door mijn kleding prikken. Doorlopen is het enige wat ik kan doen en zwaaien met mijn pet. Zo vermijd ik om massaal te worden aangevallen. Het is me duidelijk waarom iedereen hier fietst. Vijf wandeldagen op rij hebben bij mij gezorgd voor armen en benen vol rode, jeukende bulten. Hoe mooi het late middaglicht het gebied ook maakt, het wordt tijd dat aan deze marteling een einde komt. Ook mijn voeten zullen me dankbaar zijn.
Na zessen bereik ik dan het laatste stuk van de ruim 25 kilometer lange dagtocht en het 456 kilometer lange - of is het toch 459 kilometer? - Langste Natuurpad van Nederland: het kaarsrechte, zanderige Gorps Baantje. Ik kan het bijna niet geloven.
Voetje voor voetje, voor mijn gevoel in een tempo trager dan een slak, schuifel ik die laatste, oneindig lijkende kilometer. Om half zeven bereik ik echt het eindpunt: een nietszeggende verkeersrotonde aan de provinciale Turnhoutsebaan. Er is geen markeringspunt om te fotograferen - het Natuurpad heeft geen markeringen - noch een ontvangstcomité om in de armen te vallen, alleen een bushalte van de Belgische busmaatschappij De Lijn. Gelukkig is daar de sleutel van de naastgelegen Natuurpoort De Roovertsche Leij. Dat maakt het goed. Het zit erop. Het is gedaan. Toch?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten