29 & 30 mei 2023 | Christoffelpad (W2D - 45 km)

Dag 1 | Hasselt-Vollenhove (25 km)
Mijn allereerste 'pelgrimstocht' is een tweedaagse wandelroute, je moet ergens beginnen. De folder noemt het een themaroute, dus ik benader het net zo bescheiden. Dat neemt niet weg dat de route middenin de Nederlandse bijbelgordel ligt en als ik in Hasselt (Overijssel) de route oppak, is dat deze tweede Pinksterdag goed te merken. De enige levende zielen buiten zijn de opstartende uitbater - 'als ik er ben, ben ik open' - en ik, zittend achter mijn koffie-met-appeltaart-op-het-terras. 


Voormalig Hanzestad Hasselt - destijds strategisch aan het Zwarte Water gelegen en in directe verbinding met de Zuiderzee - kent een rijke en een roerige geschiedenis in de tijd van de Reformatie. Op deze zonnige morgen is het pais en vree wat de klok om tien uur slaat. 
Tegenover het terras ligt het Oude Raadhuis en de Grote of Sint Stefanuskerk, beschermheilige voor eigenlijk alle beroepen die met stenen of steenbewerking te maken hebben. Ondanks die naam is de kerk niet onbelangrijk voor pelgrims. Binnen bevindt zich een muurschildering van Sint Christophorus of Christoffel. Daarmee hebben we de naamgever van de route te pakken. Overigens is hij niet alleen de beschermheilige voor pelgrims en reizigers maar als een soort Haarlemmerolie aan te roepen voor allerhande beroepen, in noodsituaties en bij bekende en onbekende ziektes. Ik vind het dus best jammer dat ik als reiziger deze zondagmorgen-op-een-maandag geen - al is het maar uit voorzorg - beroep op hem mag doen. Helaas gelden er strikte bezoektijden en dat is niet nu. Als troost stijgt er een kort, kerkelijk gezang op - is dit nu de meerstemmige Bovenstem - en dwaalt als een onzichtbare mist over de straat tot op het terras. Gelukkig, toch nog iets stichtelijks ontvangen voor ik op pad ga.


Bijna vergeet ik te melden dat het Christoffelpad behalve een plattegrond met aanvullende informatie ook een stempelkaart heeft. En ik geef toe dat ik een wandelstempelkaart kinderlijk leuk en motiverend vindt. Terwijl ik dacht Hasselt zonder stempel te verlaten, opent ineens het café om de hoek die aan deze vreugde tegemoet komt. Kijk, mijn eerste stempel is binnen. Ik kan op pad, wandelen over eeuwenoude sporen.



Het Christoffelpad is niet het eerste en enige pelgrimspad van Hasselt. Behalve het gemeentelijke Bedevaartspad betekent het het eindpunt voor de Friese en de Groninger Jacobswegen en een knooppunt voor wat uiteindelijk via Belgie en Frankrijk de klassieker Santiago de Compostela wordt. Maar ook dat knooppunt maakt Hasselt niet drukker, voorlopig ontmoet ik een enkele fietser en een hondenuitlater.


De route slingert nog wat langs belangrijke Hasselter plekken, zoals Heilige Stede tegenwoordig in de achtertuin van de nieuwere Sint-Stephanuskerk gelegen. De bedevaart - ik ben twee weken te vroeg voor de Hasselter Aflaat - vindt nog jaarlijks plaats. En aan wat als een gemoedelijk kadestraatje oogt, bevond zich ooit een vrouwenklooster waar ook Thomas a Kempis regelmatig schijnt te hebben verbleven. Voorbij de oude Kalkovens en via hedendaagse buitenwijken verruil ik definitief het historische centrum van Hasselt voor het buitengebied. Dit is toch eigenlijk waar ik voor kom. Om los te raken van de prikkels van het alledaagse leven in dorp en stad.




Over het water van De Weede, langs het Kooikerspad passeer ik het Hooibergenterrein van de voormalige stadsboeren. Mede vanwege brandgevaar moesten de boeren hun hooibergen buiten de stad houden en waren ze tot in de jaren 70 van de vorige eeuw nog in gebruik. Wat nu rest zijn roestige, golfplaten huisjes met puntdaken, maar als overgebleven tijdsbeeld uniek en mooi. Een werkgroep spant zich in om dit te bewaren. 
Verderop passeer ik de Veldschuur Bid en Werk van Staatsbosbeheer waar het eerste meer van toepassing lijkt dan het tweede. Het wordt steeds mooier onderweg, weilanden met schapen of koeien, afgewisseld met weides waarin, teruggegeven aan het veenlandschap, grassoorten bloeien in roestrode en paarsachtige pluimen. Ook de knalblauwe korenbloem zie ik terug in een bloemenzoom rondom het veld. Dit geldt niet voor het klooster in Zwartewatersklooster. Een cluster boerderijen is aan de overkant herbouwd van de voormalige kloosterstenen. Met een omtrekkende beweging kom ik dan bij buurtschap De Velde en gaat de route de komende twee kilometer over een betonnen fietspad langs de provinciale weg. Het verkeer is daar inmiddels goed op gang gekomen.  







Tegen één uur bereik ik Zwartsluis. Op een bankje aan het haventje eet ik mijn lunch. Uit de wind soes ik zelfs even weg in de warmte van de zon. Zwartsluis heeft duidelijk een andere couleur locale dan Hasselt. Arbeid op en aan het water en waterrecreatie lijken de economische kurken te zijn waarop het drijft. Na het halen van een tweede, onduidelijke stempel in een cafe - het stempelkussen ligt een deurtje verder in het cafetaria - volg ik verderop de rivier het Zwarte Water. Binnenvaartschepen liggen afgemeerd en op het droge ligt De Moorman, een monument ter nagedachtenis aan de voormalige visserij in Zwartsluis. 
Zwartsluis is druk met auto's, motoren, fietsers, brommers en zelfs een enkele trekker. Een agrarier heeft een zelfgefabriceerde, met passagiers gevulde jan-plezier erachter gehangen. Als dat maar goed gaat. Ook in het buitengebied blijft druk, zelfs voorbij het aanduidingsbord Nationaal Park de Weerribben-Wieden. Een lokale fietstocht brengt veel fietsers op de pedalen. Voor stilte en bezinning moet ik niet hier zijn. Mooi is mijn omgeving wel. 
Om half drie bereik ik Heetveld en de naam verklaart zichzelf. Pauzeren in de schaduw lukt alleen op een bankje bij de bushalte. Als mijn appel op is en ik enigszins afgekoeld, tref ik verderop de Zandkoele, geologisch monument en rustplaats onder de bomen. Soms ga ik te vroeg zitten. Maar het loopt tegen drie uur en tot Vollenhove is nog ongeveer negen kilometer. Even doorstappen maar.






Ondanks de warmte raak ik nog niet bepaald in hogere gedachtensferen. Mijn omgeving is landelijk mooi maar als ik de ongelijke geitenpaadjes in de berm niet meetel, gaat de route voornamelijk over het warme asfalt. Soms zit er een pareltje tussen, zoals het graslaantje tussen De Hoogte en Kadoelen. Maar zulke momenten zijn te kort om tot echte overpeinzingen te komen, zelfs al blaas ik in mijn hoofd regelmatig mijn gedachten als pluisjes van een uitgebloeide paardenbloem bij me vandaan. Ook de Monnikenmolen helpt niet en op de Halleweg sta ik plots oog in oog met een enorm paarse circustent-in-aanbouw. Geen aankondiging voor acrobaten of clowns maar een op handen zijnde samenkomst van liefhebbers van 'het vergeten zwarte goud', vinylliefhebbers en fans van vergeten artiesten van het Nederlandstalige levenslied. Zo lukt het me natuurlijk nooit om te pelgrimeren.





Tegen vier uur vind ik een idyllische rustplek bij de Schenkerij op landgoed De Oldenhof tegenover het oude woonhuis. Vlak voor sluitingstijd krijgt de innerlijke mens nog eten en drinken, hoewel de combinatie van alcoholvrij bier en een zandgebakje met verse aardbeien een aparte smaakervaring is. 
Om tien over half vijf bereik ik dan de gemeentegrens van Vollenhove en moet ik me - nu in omgekeerde volgorde - eerst door een buitenwijk heenbijten voor ik langs de ruine van Toutenburgh en het omringende stadspark - een sfeervolle, groene oase van het landgoed Oldruitenborgh - het oude centrum bereik. In de verte hoor ik de bonkende bastonen van muziek. Gefixeerd op mijn derde stempel bevind ik me vanuit die rust ineens op het tussen de kroeg, het voormalige raadhuis en de kerk ingeklemde dorpsplein. Tussen het bierdrinkend publiek en een voor mij volkomen onbekende zanger die een Nederlandstalige levenslied vertolkt zoek ik een uitbater die een dolende ziel aan een stempel helpt. 






Dag 2 | Vollenhove-Hasselt (20 km)
Na een goede nacht en een vers en voedzaam ontbijt loop ik om negen uur richting het dorpsplein van Vollenhove. Gisteren had de blauwe urinoir nog veel vrienden, vandaag leunt hij als een verlaten, nog niet bij zinnen gekomen bezoeker tegen de gevel van het oude stadhuis. 
Achter de kerk kom ik bij de haven. Rechts ligt een rijtje oude huisjes aan een dijkje als stille getuigen van wat ooit een stadje aan de Zuiderzee was. Beneden wordt hard geklust aan de houten steigers, het is immers dinsdag, een gewone werkdag. Langs het haventje, over de withouten ophaalbrug en voorbij de palingrokerij verlaat ik Vollenhove.





De route gaat over de Voorst, rechts van mij het Vollenhoverkanaal met kliften, de korte golfbrekers. Opnieuw is het niet voor te stellen dat Vollenhove ooit aan zee lag, een mondaine badplaats was en waar de vissers hun boten op het droge trokken en hun netten op het strand lieten drogen.
Kaap de Voorst, eens een bosrijke keileembult in deze kop van Overijssel, moet er rond 1900 hebben uitgezien als een afgeslagen stuk duin. Om te voorkomen dat de kaap verder afkalfde, werd het begin 20e eeuw schuin als een dijk gemaakt en voorkwam een basaltlaag verdere afslag door het water. Recenter heeft iemand bedacht dat men in de schaduw van de stalen stammen van een hoogspanningsstation en bij akelig gebrom aangenaam zou kunnen picknicken. Maar in een poging om iets van dat historische vergezicht terug te brengen is recent een geslaagd uitkijkpunt gemaakt, een grote vlonder heeft zicht op de driesprong van het Vollenhover Kanaal, de Zwolse Vaart en het Kadoelermeer. Gelukkig blijft het hoogspanningsstation uit het zicht.





Voorbij De Voorst loop ik over het Bentendijkpad langs de uiterwaarden van wat inmiddels het Kadoelermeer is. De naam Bente verwijst naar de tijd dat de Bies hier op de kleiige oevers groeide. De Bies werd geoogst om er biezenmatten of stoelzittingen van te maken. Alleen bij Genemuiden wordt nog professioneel biezen geteelt in Overijssel.
Lang voordat ik er ben, steekt een sikkelvormig object uit de dijk om als een zwarte golf-in-wording de uiterwaarden in te duiken. Het houdt mijn blik gevangen. Dichtbij gaat het om een kunstwerk: de Krusende Vlerken. Het verbeeldt twee staartvleugels van een eend die onder water duikt, ertussen is een trap gemaakt en dit biedt uitzicht over de uiterwaarden en het kadoelermeer. De bijzondere vorm biedt een trap zonder houvast. Naar beneden houd ik me bij elke trede vast aan de rechtervleugel.




Na gisteren doen het weidse uitzicht en de stilte me goed. Ergens in een boom of struik langs het water hoor ik een koekoek, zie ik een ooievaar op zoek naar zijn lunch in de uiterwaarden en hoor ik vogels waarvan ik de naam niet ken. Voorlopig gaat het pad golvend rechtdoor, rechtdoor, rechtdoor en het water volgt me op de voet. Gedachten komen en gaan. Het voert me naar de Kadoelerbrug, de verbinding met Flevoland.






Voorbij de Kadoelerbrug - een keersluis - ligt het Zwarte Meer. Het klinkt nogal dreigend maar ik zie geen kleurverschil met het water voor de brug. Wat wel is veranderd, is de naam van de dijk. Vanaf nu is het de Wendelerdijk en bij De Krieger komt de dijk naast de provinciale weg N331 en de ventweg Oppen Swolle te lopen. Het is gedaan met de rust, het is niet anders. Vanaf hier daalt het land ook zichtbaar. Maar ik kan voorlopig op de dijk blijven lopen en richt me liever op het Zwarte Meer. Daarin ligt het beboste Vogeleiland waar de zeearenden vertoeven. Hoewel ik vanaf de Voorst al roofvogels groter dan het formaat buizerd zag vliegen kan ik ook hier, tegen de scherpe witgrijze lucht, de kenmerkende, witte staartveren van de zeearend niet onderscheiden. Ongeinteresseerd in een muis in mensenformaat drijven ze in relaxte rondjes af richting het westen. Voorbij het Zwarte Meer wordt het water het Zwolsche Diep en het Zwarte Water. 


Verscholen tussen de hoge grassen ligt het uitkijkpunt Zuiderzeezicht. In de tussen het gras verzonken traptredes staan enkele toepasselijke dichtregels die per stempel terugkomen op mijn kaart. Bovenaan bij het uitkijkpunt - een soort stenen bank - liggen twee gebeitelde stenen met de voorstellingen De Kerk van Ens op Schokland 1738 en De dag voor de sluiting der Zuiderzeedijk 1932. Het biedt nog een keer uitzicht op het Zwarte Meer en het Vogeleiland. De strakgemaaide groene boerendijk is intussen een wilde grasdijk geworden. Een smal spoor verraadt dat ik door kan lopen maar voorbij het dijkhuis eindigt de Spielerei: vanaf nu moet ik over de betonplaten ventweg lopen en dat blijft zo tot ik voorbij de rotonde rechts met het veer Genemuiden-Zwartsluis het Zwarte Water oversteek. De pontjesbaas rommelt wat in een bakje met stempels en geeft mijn kaart de vierde en laatste stempel. Met een paar minuten bereikt het veer de overkant en stijgt het licht als hij de kade raakt. Rond kwart over twaalf ben ik in Tapijtstad Genemuiden.






Met een kleine omtrekkende beweging langs een plek waar ooit kasteel Het Blokhuis stond en voorbij het Diakonie-Armenwerkhuis bereik ik het centrum. Net als in Vollenhove is alles gesloten, op een filiaal van de rode drogisterijketen en een horecagelegenheid na. Alles dicht en in ruste is alsof hier een derde Pinksterdag geldt. Op het terras van de brasserie - binnen zit het vol en ruikt het vanuit de keuken naar bakken en braden waar ik nog niet aan toe ben - drink ik een dorstlessende, rode vruchtenthee en geniet ik gewoon omdat het heerlijk is om even op een stoel te zitten. Daarna wandel ik langs de binnenhaven waar de Westerkaai een kleurrijk kunstwerk de 20e eeuwse kokosmattentijdperk verbeeldt maar tegelijkertijd doet denken aan drogende netten en over de Oosterkaai verlaat ik Genemuiden via de Sasdijk. Links van me ligt het Zwarte Water wat meanderend terugvoert naar Zwolle. 




Sasdijk wordt Kokosstraat. Het is het minst mooie stuk van de route in twee dagen, anderhalve kilometer aan bedrijven grenzend aan de dijk en het Zwarte Water. Ik ben blij als ik voorbij de eerste bocht van de Cellemuiden het buitengebied bereik. Maar al loop ik hier over een meanderende dijk met weids uitzicht aan weerskanten, het gaat over asfalt waarbij auto's, busjes en trekkers me redelijk dicht passeren en ineens lijkt iedereen te moeten klussen aan zijn dijkhuisje. En ik, ik ben gewoon een beetje moe. Ik zoek links afleiding in de uiterwaarden van het Zwarte Water en de Overijsselse Vecht. Soms lukt het. In het veld en in de lucht dansen en springen de grutto's en kievieten om huis en haard te beschermen tegen aanvallen van meeuwachtigen. 




Rond twee uur bereik ik het buurtschap de Roebolligehoek. Je zou eraan voorbijlopen als dit boomrijke gebied midden in de polder en pal naast de kreek niet de aandacht zou opeisen. Of komt het omdat er plompverloren een kraampje aan de weg staat waar je een zakje hazelnoten kunt kopen. Hazelnoten, dat lijkt meer iets voor zuidelijker landen. Maar het bos kent een heuse hazelnootboomgaard en is vernoemd naar de oudere naam van de stad Hasselt: Hasselet. En dat duidt erop dat er in vroeger tijden in deze omgeving hazelaarsbossen voorkwamen. Zo'n mooie hazelnotenhoek vraagt om te pauzeren, en mijn inmiddels voeten ook. Ook toevallig dat er net een vermolmde picknicktafel langs de weg staat. Ik neem het er even van.



Na twee haakse bochten verlaat ik definitief de dijk en kom ernaast te lopen, het zicht op het water is weg. Rechts van me ligt De Driehoek of de Polder Mastenbroek met drie of vier doorbraakkolken. Plassen die ooit ontstaan zijn bij een doorbraak van het Zwarte Water. Belangrijk historisch natuurschoon waarvoor geluiden over nieuwbouw de omringende dorpen in rep en roer zetten. Gelukkig is van bouwen niets te merken. Of het moet het recent door betonplaten vervangen asfalt van het achterliggende laantje. Staatsbosbeheer mag wel goed op dit tuintje passen. Soms maak ik me grote zorgen over kleine, kwetsbare natuur. Via de grote brug over het Zwarte Water bereik ik tegen drie uur Hasselt en in mijn hoofd blaas ik alle gedachten weg als pluisjes van een paardenbloem.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten