's Morgens in de krappe ontbijtzaal blijkt de gastvrouw vriendelijker en spraakzamer dan de gastheer. Zij oogt wat nerveus in haar bediening maar hem zien we gelukkig niet meer. Gisteravond wees hij ons erop dat we te veel lawaai maakte. Nu blijken wij in de minderheid als het om lawaai gaat, de stemmen van andere gasten kaatsen heen en weer in de kleine ruimte. Ook de rest van de B&B voelt wat benauwd: de kleine kamers en de smalle entree waar we gisteravond onze schoenen en wandelstokken moesten achterlaten. En hoewel hun website de aanwezigheid vermeldde, was het tochtige gangetje met de smalle, blauwe buitendeurtjes niet bepaald een dry room. Maar wandelaars zijn met bed, bad en brood betrekkelijk snel tevreden.
Als we rond negen uur monter opstappen bij de gedachte vanavond een B&B te krijgen die niet slechter kan zijn, blijkt het weer achter de blauwe deurtjes onveranderd. Elk moment kan er een buitje vallen. Maar desondanks hebben we zin in deze nieuwe, onbekende wandeldag. Via het parkje met standbeeld van Tom Crean - in zijn armen twee jonge sledehonden -, langs de gesloten South Pole Inn en over de oude brug verlaten we Annascaul. We ontkomen er niet aan om een halve kilometer via de drukke N86 te lopen, waar ook nog eens wegwerkzaamheden zijn. Maar al snel slaan we links- en rechtsaf naar een rustig achterafweggetje. We zijn nu echt op weg!
Ook vandaag klimmen we de eerste meters stevig, maar liefst 90 meter over 1500 meter asfaltweg, een stijging van 6%. En af en toe miezert het. Gelukkig is ons uitzicht landelijk mooi. Hoewel we dicht langs de kust lopen, ontnemen Doorah (ruim 200 meter) en Knocknanacree (bijna 300 meter) ons het zicht op de baai van Dingle. Vijf kilometer na Annascaul bereiken we Minard Castle, een overblijfsel van een oud verdedigingswerk uit de 16e eeuw en nu idyllisch gelegen aan een inham aan zee. Grote keien, in verschillende maten rondgesleten en opgeworpen door de Atlantische oceaan, zorgen voor een natuurlijke zeewering. De plek voelt aangenaam en beschut. Nu we hebben afgesproken ons loop-rust-ritme beter te bewaren, pauzeren we op het enige bankje in de luwte. En al is het niet zonnig, het is gelukkig wel droog.
Vanaf Minard Castle trekken we landinwaarts tot we Banogue Beg bereiken. Hier vinden we de enige mogelijkheid om lunchinkopen te doen. We kunnen maar liefst uit twee gelegenheden kiezen: Kate's Cross, een buurtwinkeltje met koffie en verse sandwiches of tankstation Keanes met een shop en picknickbanken. Hoewel Kate nogal stug doet, bestellen we bij haar. Kate blijkt echter niet over haar angst voor het covid-virus heen te zijn. In haar negotie drijft ze immers handel met Dingle Way-wandelaars van heinde en verre, zoals nu deze vijf vrouwen uit Nederland. Ze heeft daarom de alom bekende maatregelen van waarschuwingsbordjes, gel-dispensers en spatschermen in stand gehouden. Maar waar Kate zich zonder die vreemdelingen vast veilig voelt in haar eigen bedoening ben ik, gezien de smoezelige staat van haar nering, bang om hier juist iets op te lopen. Als ik dan toch mijn sandwich bij haar bestel, draagt ze gelukkig een paar knalblauwe wegwerphandschoenen. Twee plakken bruin casinobrood belegt ze op mijn verzoek met een soort farmersalade. Of ik boter wil. Nee dank. Of ik echt alleen de farmersalade op mijn brood wil. Ja graag. Ze vindt het maar vreemd. En hoewel ze met onze komst mogelijk haar dagomzet draait, kan er nog steeds geen lachje vanaf.
Verderop passeren we de huizen van Lispole en Goulin, stijgen we geleidelijk en pauzeren we weer kort langs de kant van de weg. Wandelaars zitten graag op een bankjes, muurtjes of boomstammen. Hier is niets behalve het gras en de losgekoppelde wals van willekeurig welke boer. De wals is vuil van de mest zodat het opletten is waar we gaan zitten. Maar het is nog meer oppassen als we opstaan. Ons onevenredig verdeeld gewicht blijkt te werken als een wip. Voor je het weet lig je toch weer met je gat in het gras.
Voorbij de wals bereiken we een pad wat ons achterlangs en tussen weilanden voert. De routebeschrijving waarschuwt voor deze ancient, rugged farm tracks die na hevige regen very muddy and wet kunnen zijn. We kunnen het vermijden door over de weg naar ons eindpunt te lopen maar we laten ons niet kennen en stappen door. Via deze koeien- en schapenpaden verplaatsen de boeren hun vee van de ene naar de andere weide. Tussen deze bemoste en met geelbloeiende, stekelige gorse begroeide muurtjes kan het vee geen kant op behalve waar het hek naar een volgende weide openstaat. Misschien niet de makkelijkste en schoonste paadjes maar het loopt landelijk en rustig, weg van welke bewoonde wereld ook. Want de Ierse boeren lijken het niet zo nauw te nemen met de stikstofregels. Als je hun erf en stallen bekijkt, heeft het ruimen van koeienpoep niet hun prioriteit. Het wekt in ieder geval die indruk. Rond kwart voor drie bereiken we Lisdargan, een boerengehucht. Het eerste wat ons opvalt zijn de krassende kraaien hier die in grote getale hun nesten in de bomen hebben gebouwd. Zij zijn gealarmeerd door onze komst maar wij zouden het moeten zijn, als voorbode voor onheil. We lopen naief verder, geconcentreerd zoekend naar aanwijzingen van gele mannetjes op wegwijspalen. Zelfs de laatste boerderij die er verslonst bij ligt, vatten we niet als waarschuwing op. Pas dan zien we waarvoor we komen te staan: een slingerende en sterk dalende keienweg vol met drek, koeiendrek wel te verstaan. Keien en kuilen, zodat niet zeker is of je voet boven de laag poep blijft of erin weg zakt. Voetje voor voetje schuifelen we zo'n vijfhonderd meter naar beneden, het voelt als kilometers. Vijfhonderd lange meters waarin ik alleen maar denk aan het milieu, meer nog dan aan mijn schoenen die inmiddels tot halverwege in de drek hebben gestaan. Bijna onderaan de weg loopt een stroompje water wat verderop het laagste punt zoekt. Hierin probeer ik mijn schoenen een beetje schoon te spoelen. Echt schoon wordt het niet. Het stroompje vindt zijn weg naar een bredere stroom die we via een smalle voetbrug oversteken. De poep heeft vrij spel om het oppervlaktewater te bereiken. Europa is hier ver vandaan.
Soms klaart het op. Dat wil zeggen, het regent niet meer. Lokaal wisselt het nog tussen een mager zonnetje en een grijs wolkendek. Maar droog is het. Een kilometer na de drekweg stoppen we weer even. Het zijn vaak de plekken die uitnodigen. Zo vinden we voor de verandering een schoon erf en een muurtje waar we even onze zware benen en verhitte voeten kunnen laten bungelen. We genieten in een zonnetje wat juist hier door de wolken heen brandt. In een aangrenzende wei, staat een kolos van een stier. Onder wat zwaar geloei en gesnuif komt hij in met een zelfverzekerde tred op ons af. De lucht van deze vrouwen vindt hij wel interessant. Gelukkig staat hij veilig achter het hek.
We lopen vandaag veel over asfaltwegen, afgewisseld met weilanden. We klimmen over stiles, openen hekken (die we weer netjes sluiten) en klunen over koeien- en schapenpaden. De zon wil niet definitief doorbreken maar dat zet de omgeving juist in een bijzonder en soms mystiek licht.
Toch duurt het vanaf de brug over de Garfinny duurt nog vier lange kilometers en er komt geen einde aan de lange weg naar beneden. Ieder strompelt in eigen tempo downhill en kijkt uit naar de allereerste pub in zicht. Dat valt nog niet mee. Het is maandag. De pubs zijn gesloten. Na nog meer meters slepen we onszelf naar binnen bij The Dingle Pub. Een groot café met B&B waar elke avond muziek is en pub food. Maar niet op maandag. Maar een pint kan altijd. Even later vragen we de barman om advies. Hij wijst ons naar een restaurant wat wel open is. Misschien is de een er nog slechter aan toe dan de ander maar allemaal zijn we bekaf. We googelen de loopafstand tussen de pub, het restaurant aan de haven en onze B&B en kiezen voor de kortste weg naar de haven. Het restaurant blijkt stampvol en reserveren kan niet. Weggaan en later terugkomen geeft risico op nog later eten of een gesloten keuken en dus wacht een deel van ons aan de bar terwijl een ander deel de B&B-eigenaar gaan inlichten over onze late aankomst. Intussen aan de bar zien we andere bekenden terug, vader, moeder en dochter uit Canada die ook de Dingle Way lopen. We raken in gesprek. Ze blijken Nederlandse roots te hebben. Vooral vader is geïnteresseerd in een serie Nederlandse achternamen die hij oplepelt van zijn telefoon. Er zitten geen bekenden bij. Binnen drie kwartier komt er ook voor ons een plekje vrij. Rond half negen waggelen we stijf en stram richting de B&B. We worden hartelijk ontvangen, de B&B is groot en schoon, de kamers ruim. Wel graag de schoenen onder de trap zetten. Morgen lopen we van Dingle naar Dunquin maar eerst lekker slapen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten