Even na half tien haalt een taxi, als onderdeel van de geboekte reis, ons op bij de B&B. Daarna rijdt de taxidame vanaf de B&B in maar liefst vijf minuten de weg verder naar beneden tot bij de ruïne Ross Castle. Voorbij de gerestaureerde ruïne liggen de boten, rechts twee bescheiden rondvaartboten, ooit ingevoerd uit Nederland, en links de kleine sloepen. De rondvaartboten varen alleen op dit meer, de kleine boten varen over de kleine, smalle en veelal ondiepe wateren. En dat gaan wij doen. We beginnen de dag dus ontspannen, ook omdat we de volgende anderhalf uur in een bootje met schipper over The Lakes varen. Hij zet ons af bij het einde en wij lopen terug naar Killarney.
Ondanks dringend advies van de reisorganisatie deze mee te nemen, vraagt onze boatsman niet naar onze voucher. De schipper, een grote, brede grijsaard met een aanzienlijke buik, gelooft het wel. Het aantal klopt, het noemen van de organisatie ook. Zo gaat dat hier gelukkig ook nog. Als we dan iets na tien uur aan boord stappen, zijn de oranje reddingsvesten verplicht. Met nog een ander groepje passagiers - zo te zien geen Kerry Way wandelaars - zitten we op houten bankjes langszij. Onze verdeling is van belang voor een stabiele ligging in het water. De schipper neemt het behoorlijk serieus, alleen met toestemming mag een van ons zich verplaatsen.
Het water is kalm en dat was gisteren wel anders, begint hij. Hij zag golven van anderhalve meter hoog. Dat komt me bekend voor. Het klinkt als het inmiddels vanaf-hier-nog-vijf-minuten-lopen-verhaal. Maar vandaag is het open, zonnig en droog en onze dikke zwemvesten, met een onaangenaam zure lucht, houden ons warm bij het dunne windje over het water. De schipper staat achterin de boot naast de buitenboordmotor. Ernaast is een witte plastic kuipstoel provisorisch gemonteerd zodat hij kan zitten als hij niets te vertellen heeft - dat is maar zelden - of als hij moet bellen of gebeld wordt. De schippers houden elkaar goed op de hoogte van serieuze dingen aankomst of vertrek en van onzinpraatjes wat het varen leuk houdt. Het is alleen onbegrijpelijk dat het mobiele netwerk op het water zo'n goed bereik heeft.
Als hij staat, en dus vertelt, hoop ik maar dat ze hem voorin ook kunnen horen. Hij steekt hij van wal over de bewoonde wereld in onze rug en de 'wildernis' aan de overkant van het water, vandaag de dag ruig en onbewoonbaar. Hij vertelt over het grote meer waar we varen, Loch Leane of Léin, letterlijk vertaald als het meer van het leren. In goed Nederlands misschien zoiets als het meer der kennis. Naamgever is het eiland Innisfallen waar we pal langsvaren, op het eiland ligt nog de ruine van het klooster.
Terwijl de boot in een rustig tempo door het water glijdt, dreunt hij zijn ongetwijfeld vaste riedeltje op, van de jachthut waar Queen Victoria geluncht zou hebben, over een andere cottage waar ze eveneens geluncht zou hebben, over de betekenis van Brickeen Bridge waar we onderdoor varen en langs Dinis Cottage, oorspronkelijk een jachthut en sinds twee eeuwen een theehuis. Het mooiste is een recent verhaal over een man die jaren tussen de rotsen aan het water woonde. Zijn weinige bezittingen waren een fiets en een boot. Met de fiets aan boord roeide hij regelmatig naar de overkant. Daar bereikte hij de weg en fietste hij naar Killarney om na gedane boodschappen in omgekeerde richting naar huis te gaan. Met zulke verhalen komen we de anderhalf uur wel door.
Tegen elf uur zet hij ons voor Old Weir Bridge aan wal. Niet omdat we er zijn maar het water is plaatselijk te ondiep voor de gevulde boot. We doen volgzaam wat de schipper zegt. We zijn hier bij the Meeting of the Waters waar de meren samenkomen. Het zorgt voor bijzondere draaiingen en draaikolkjes in het ondiepe water. We lopen voorbij de brug, niet eronderdoor, en stappen aan boord voor het laatste deel van de tocht.
De schipper blijkt ook een stand-up comedian als hij vertelt over de reus die ruzie met zijn vrouw kreeg - vreemd genoeg maar een keer - en vanuit de bergen een reuzensprong nam zodat er nu plaatselijk een gat in de berg zit, of over de solitaire steen die lijkt op de kop en rug van een halfonderwaterstaande olifant: als je de olifant ziet bewegen heb je te veel whiskey gedronken. En de naam van de zojuist gepasseerde Meeting of the Waters is ook te interpreteren als je te veel Guinnes hebt gedronken en op weg naar huis hoge nood hebt. Je kunt er misschien ook het waterpeil mee verhogen. Hij vermeldt ook dat het hier morgen druk is met vissers en dat de enkele, aanwezige visser die nu met lieslaarzen in het water staat te vissen net zo veel kans heeft op een vis als wij in deze boot.
Maar hij vertelt ook over de zorgen van het National Park Killarney, over de rhododendrons die hij in de afgelopen decennia als een ware plaag de bergen heeft zien overwoekeren. Er rijzen plannen om dit in te perken. Hij praat ons bij over de herintroductie van de white tailed eagle (zeearend). Gedurende honderd jaar waren ze uitgestorven tot ze begin van de 21e eeuw met een fokprogramma vanuit Noorwegen werden geherintroduceerd. De zeearend is daarmee terug in het gebied en hoewel het nog steeds om kwetsbare aantallen gaat - en nieuwe chicks worden uitgezet - zijn er ook voorzichtige positieve geluiden dat er 'eigen' broedsels zijn. Op dat moment vliegt - alsof de schipper ook daar de regie in heeft - een volwassen zeearend hoog boven ons tegen een strakblauwe lucht. Hij draait in steeds hogere cirkels langzaam richting het zuidwesten.
Als ik de schipper er naar vraag, vertelt hij me dat hij er na dit jaar 49 jaar op heeft zitten als schipper. Traditioneel kwam hij na zijn school als jonge jongen met zijn vader mee en leerde van hem dit vak. Hij wil de 50 jaar niet volmaken. Ik voel sympathie voor de oude baas. Als ik hem vraag of hij na 49 jaar nog geniet van the views, bevestigt hij dat. Er gaat even een luikje open met het echte Ierland.
We nemen afscheid van de schipper, de boottocht zit erop. Afgemeerd bij Lord Brandon's Cottage is van Lord Brandon noch van de originele cottage nog iets te zien. Het is een niet-onaardige 'vreetschuur' waar hordes toeristen per boot, per bus of taxi samenkomen en aan picknicktafels gezamenlijk lunchen uit hun vooraf samengestelde fastfoodketenachtige menuboxen. Niet ondankbaar dat er eindelijk iets open is, halen we bij de zelfbediening verse koffie 'met iets erbij' en schuiven net als de toeristen aan een picknicktafel. Samen met het uitzicht maakt het alles weer goed.
Naast de horecaplek zien we een toren achter een muur. Over die toren bestaan twee verhalen. Aan beiden kan worden getwijfeld. Het eerste verhaal is dat hij de toren als uitkijkpunt liet bouwen zodat hij een jachtvoorsprong op andere jagers had. Het tweede verhaal 'verkoopt' beter, hoewel net zo twijfelachtig. De toren zou als gevangenis hebben gediend voor zijn overspelige vrouw. Toen ze tijdens haar huisarrest haar man liet weten meer van haar omgeving te willen zien, liet hij de toren bouwen. Een win-winsituatie: zij had uitzicht, hij hield zicht op haar. Het is inmiddels half een, de koffie met lekkers is op, we gaan van start.
Van Lord Brandon met zijn toren lopen we in oostelijke richting langs het water naar de N71-weg, beter bekend als de Ring of Kerry. De eerste twee kilometers verlopen vrij vlak, daarna leggen we al klimmend en klauterend zo'n honderd meter in hoogte af over de volgende tweeëneenhalve kilometer. Dan bereiken we Galways Bridge waar de gelijknamige rivier richting the Lakes stroomt. We pauzeren aan de voet van de brug, het is heerlijk koel onder de bomen, naast het water. Na de stop is het een klein stukje naar de weg die we oversteken. Voor mijn gevoel gaat de tocht nu echt beginnen.
Voorbij de weg lopen we langs Derricunihy church, het bekende maar dichtgetimmerde kerkje in de bocht. Het is al minstens dertig jaar dichtgetimmerd maar lijkt in al die tijd niets te zijn veranderd. Dan lopen we een breed gravelpad in, de 'wildernis' weer in. Het is inmiddels twee uur, nog ruim zestien kilometer te gaan.
Iets verderop slaan we linksaf en verlaten het gravelpad. De komende twee kilometer is inspannend, de route stijgt 170 meter met een gemiddeld stijgingspercentage van 8%. Maar we lopen ook over vlonders, het maakt het lopen gemakkelijk zolang je geen tegenliggers treft. Hier, in de Esknamucky Glen, een smalle vallei tussen de Cromaglan Mountain (371 meter) links en de toppen rond de Stumpacommeen (351 meter) rechts van ons, lopen we niet hoger dan 280 meter maar de inspanning voelt er niet minder om.
Behalve het lopen en klimmen is de zon en de warmte een verzwarende factor vandaag. We stoppen regelmatig even, lang genoeg om te herstellen voor de komende twee tot vier kilometer, afhankelijk van de zwaarte van het afgelegde stuk. Tegen kwart voor vier bereiken we Cores Cascades, we hebben acht kilometer gelopen, nog twaalf te gaan. Ik ga zitten op de door het water uitgesleten rand en laat mijn benen ontspannen bungelen. Bij het geluid van de waterval is het heerlijk uitrusten. Ik ga zelfs even liggen en steek mijn benen recht in de lucht, tegen de zwelling door het lopen en de warmte. Ook mijn voeten komen er van bij.
Voorbij de waterval steken we met een bruggetje het riviertje Crinnagh over en vervolgen onze route over the Old Kenmare Road. De vergezichten zijn spectaculair. Op de achtergrond zie ik opnieuw de groenfluwelen McGillicuddy Reeks, Carrauntoohil met 1038 meter de hoogste berg van Ierland is niet te zien. Dichterbij, links van ons, ligt een zijpad om naar Torc Mountain (535 meter) te klimmen, wel de hond aangelijnd houden. Deze top bewaar ik graag voor een andere keer want het uitzicht moet fenomenaal zijn. Wij volgen de rivier Owengarrif en onze afdaling kan beginnen.
Net als aan het begin van onze tocht lopen we in bosrijk gebied waar de bomen en de stenen volledig met mos zijn begroeid. Het geeft onze omgeving een sprookjesachtige en besloten uitstraling. Het gezang van vogeltjes draagt eraan bij. Na vier kilometer bereiken we Torc Waterfall, het is al vijf uur geweest. Op het informatiehuisje met de openbare toiletten is een tekst aangebracht: toiletten sluiten om zes uur precies. Ik stel me voor wat er gebeurt als je uitgerekend dan op het toilet zit. Wij zijn gelukkig op tijd en lopen fluitend van opluchting via een tunneltje de N71 onderdoor.
Na het tunneltje zijn we terug bij de meren, Muckross Lake in het bijzonder en het landgoed van Muckross House and Gardens. Alleen hier al kun je een dag doorbrengen om de parkachtige omgeving aan het water te verkennen. De vermoeidheid, het tijdstip van zes uur - de meeste keukens sluiten om acht uur - en de nog zeven af te leggen kilometers naar Killarney maken dat we niet van de route afwijken. Wel komen we langs de highlights van het park, zoals het oude boothuis met enorme yew tree (taxus), Muckross House en even verderop Muckross Abbey, een ruine met begraafplaats. Ik vind het park in de ochtend- en avonduren op haar mooist als de meeste bezoekers en jaunting cars vertrokken zijn. Maar nog meer omdat het licht van de laagstaande zon weerkaatst op het water en langs de flanken van de bergen strijkt. Ik krijg er nooit genoeg van.
Maar tegelijkertijd is de realiteit ook dat alles van vandaag en de inspanningen van de vorige dagen bij elkaar komt in die laatste kilometers, stramme benen en rug als gevolg van de steeds maar herhaalde bewegingen van het lopen, gezwollen en rooduitgeslagen enkels, een paar brandende voeten, de warmte, de indrukken, de behoefte aan zitten, schoenen uit, iets te drinken en te eten en vooral even niets meer te hoeven maar te mogen herstellen. Op die momenten overheerst de stilte in de groep. We zijn met elkaar, we zijn er voor elkaar maar ieder is ook in zijn eigen bubbel om te focussen op de laatste kilometers en de eindstreep. Denken aan een ritueel, de beloning-aan-het-eind zoals onze etappedrankjes en het proosten op de bereikte mijlpaal, helpt daarbij. Maar in het hier en nu verzacht ook het weerkaatsende avondzonlicht op de brede rivier Flesk veel. Nog een kilometer te gaan tot Killarney, we zijn inmiddels in de buitenwijken waar de grote hotels bezit hebben genomen van het kleine provinciestadje. Het vrijdagavondleven is begonnen. Het is weekend en al druk op straat met mensen en verkeer, een kakefonie van geluiden en beelden. Ook dit is Ierland.
Na een tocht van ruim twintig kilometer bereiken we het eindpunt in het centrum. We lossen als vanzelf op in de drukte, alleen onze kleding, schoenen, rugzakken en stokken, onze vermoeide en soms verhitte gezichten vertellen nog ons verhaal. Morgen zit het erop, we pakken in en vertrekken naar huis. Nu eerst een etappedrankje en de schoenen uit.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten