10 mei 2023 | Dag 5 Dunquin - Cuas (25+ km)

Als ik tegen acht uur het gordijn opentrek, is mijn uitzicht weids en veelbelovend. Na het ontbijt ben ik nieuwsgierig naar een nieuwe wandeldag, de laatste hier op Dingle. We nemen afscheid van onze B&B in Dunquin, het heeft mijn verwachtingen voor bad, bed en brood overtroffen. Ik hoor van mijn wandelmaatjes dat de B&B nog maar net gestart is. Als aanmoediging voor een mooie toekomst met veel gasten laat ik de laatste, blauwe klompjessleutelhanger achter op de kamer. Ik bedenk me als ik naar buiten stap dat behalve bed, bad en brood ook gastvrijheid en een oprecht gevoel welkom te zijn, bijdragen aan mijn herstel. 

Jammer genoeg vertrekken we met maar vier vrouwen. De vijfde loopt om lichamelijke redenen niet mee maar - geluk bij een ongeluk - laat ze zich net als de bagage vervoeren naar de volgende B&B. We zien elkaar vanmiddag weer terug. Behalve onze bagage zwaaien we nu ook ons wandelmaatje uit voor we gaan. Rond kwart over negen gaan we er zelf vandoor. 



De etappe start bij de kruising waar we gisteren de behulpzame Ierse dame, op haar weg naar het Blasket Centre, ontmoetten. Met het Blasket Centre achter ons gaan we rechtdoor, onze stappentellers begonnen met tellen. Van de kleine asfaltweg dalen we via een soort gravelpad af langs An Ghráig (de overblijfselen van een oude vulkaan) tot we verderop weer de vertrouwde Slea Head Drive oppakken. Het is rustig op de weg. In de verte zien we uitsteeksel-in-zee Clogher Head of Waymont
Nu hebben we twee kansen op een kop koffie 'met iets erbij'. De eerste is een café-restaurant en gallery, links van de weg. Nabij de entree staat een standing stone met een rond gat erin. Het verhaal gaat dat toen de eigenaren het voormalige huis wilden kopen, de oude bewoonster als eis had dat het naastgelegen veld bij het huis hoorde, omdat een huis niets is zonder een veld. En dus kwam het Veld van de Menhir bij het huis. De tweede opdracht die de nieuwe bewoners kregen was om nooit de standing stone te verplaatsen omdat dat dé plek is waar de fairies samenkomen. En je kunt maar beter geen ruzie krijgen met fairies. Waar of niet, het verhaal is fantastisch. Ik had hier graag een koffiestop doorgebracht maar het opent pas om 12 uur. Onze tweede kans is bij een pottery, rechts van de weg. In de werkplaats erachter worden de mooiste dingen gemaakt maar het café is nog gesloten voor het seizoen. Met de vulkaanresten achter ons vervolgen we onze weg en gaan verderop linksaf.







Het is droog maar het waait stevig. We lopen langs de kust en passeren Clogher Strand. Groot is het niet maar de oceaangolven beuken flink op dit kleine stukje kust. Het is knap lastig om op het juiste moment zo'n opspattende golf te fotograferen. Inmiddels is het half elf en we hebben slechts drie kilometer afgelegd. De zeventig hoogtemeters kunnen het niet zijn. Dus stappen we vanaf het strand even stevig door en houden na nog eens twee kilometer onze eerste stop in de luwte van een muurtje voor een huis. Het is er rustig maar met genoeg fauna om ons heen. In de verte spelen twee koeien, ieder op afstand, een vraag- en antwoordspelletje, voor ons staan nieuwsgierige pinken achter een hek te kijken naar die vreemdelingen, over mijn rugzak kruipt een lieveheersbeestje en achter ons blaft op het erf een blonde labrador dat het een lieve lust is. De voordeur staat open en er is geen eigenaar te zien. Dat kan hier nog, hoewel het me de afgelopen dagen ook opvalt dat Ieren hun erven afsluiten met een groot hek en borden plaatsen dat hun eigendom met camera's wordt bewaakt. Het is een groot contrast met het gemoedelijke, gastvrije Ierland dat ik eind jaren tachtig voor het eerst bezocht.
 






Wat me vandaag wandelerwijs ook opvalt is dat deze landelijke uithoek van Dingle op een enkele boerderij na voornamelijk uit vakantiehuizen bestaat, in het bijzonder onooglijk grote, fantasieloze bungalows. De leegte van het gebied is dan ook niet zozeer de afwezigheid van huizen maar wel de bewoners van die huizen. Het ontbreekt aan auto's op de oprit en tekenen van leven achter de ramen en op straat. De huizen schetsen een verlaten beeld en in hun moderne lelijkheid ogen ze volkomen ongepast in het rurale landschap. Het enige merkbare leven zijn tuinmannen met grasmaaiers en klusjesmannen die gezamenlijk de boel aan kant maken voor een nieuw vakantieseizoen. 
En dan gaat het op zeven kilometer mis. Teveel afgeleid of het gele mannetje hield zich verborgen. Op een Y-splitsing gaan we rechtsaf in plaats van rechtdoor. Pas na een lange rechte weg naar het dorpje Gortadoo komen we erachter want nu missen we een bordje bij de kruising. We besluiten om rechtdoor te lopen. Zo komen we uit waar we moeten zijn: Smerwick Harbour. Het kort onze route vandaag in met anderhalve kilometer maar die hadden we nog tegoed van gisteren.
Na Gortadoo lopen we het strand op. Toeval of niet, net als gisteren breekt ook hier de bewolking open en komt de zon door en ook Smerwick Harbour is een komvormige baai. Links op de achtergrond liggen de Three Sisters (110 meter). 
Met achteneenhalve kilometer beginnen we aan Béal Bán, ofwel Witte Mond(ing). Het strand heeft het predikaat Green Coast Award vanwege een goede waterkwaliteit en schone stranden. En dat merk ik, het is een mooi strand, afgewisseld door zand en rotspartijen. En al is het frisser dan gisteren ook nu nemen we de tijd om een beetje scharrelend te wandelen en te pauzeren met onze rug tegen een bescheiden duinenrij. 



Ver aan de overkant ligt Ballydavid waar we later op de dag doorheen zullen wandelen. We passeren er onze B&B van vanavond en zien wellicht ons vijfde wandelmaatje terug. Daar weer achter ligt Mount Brandon (952 meter) steeds in nevelen gehuld, met ons eindpunt aan zijn voet. 
Rond half een verlaten we het strand van Béal Bán en gaan verder over het kustpad. Aan het eind lopen we via een parkeerplaatsje naar de doorgaande weg. Rechts van ons, boven in het veld, staan twee standing stones van Ballinrannig met Ogham inscripties (Ogham is het oudst bekende schrift in Ierland) en beneden links van ons ligt het kleinste strand aan deze baai: Wine Strand. Verstopt tussen de rotsen zien we het alleen van bovenaf. Er is een dappere zwemmer op het strand.






Als we het weggetje uitlopen stopt een auto op de doorgaande weg, net iets voor de T-splitsing. Man en vrouw stappen uit. De man loopt naar de kant van de weg - links uiteraard - en leunt in opdracht met zijn linkerarm tegen een paal. De vrouw fotografeert de man terwijl hij zijn pose vasthoudt. Na het maken van de foto stappen ze weer in. Ze rijden door. Op het bordje aan de paal staat: Wine Strand. Meer dan het bordje hebben ze niet gezien. Leuk voor thuis. 
Rond half twee beginnen we aan Murreagh Beach met nog twee kilometer te gaan tot we bij Murreagh het strand verlaten. Het is er voor een doordeweekse dag levendig met wandelaars en twee ruiters te paard. Vanaf een naastgelegen sportveld verschijnen plotseling rijen middelbare scholieren in sporttenue met jassen aan. Ze wandelen ontspannen en praten gezellig wat met elkaar. Misschien achten de docenten een stevige strandwandeling net zo gezond als sporten op het veld. Toch zijn er twee scholieren die proberen ertussenuit te knijpen. Achteraan de enorme file van mede-scholieren houden ze zich in en maken zich onzichtbaar tegen de rotsachtige wand tussen strand en sportveld. Helaas rekenen ze niet op de achterhoede aan docenten die enkele minuten later als een bezemwagen over het strand lopen. Of ze willen aansluiten bij de rest. Plan mislukt.
Even na twee uur lopen we van het strand Murreagh binnen. We hebben ruim dertien kilometer gehad, nog twaalf te gaan. We zoeken een geel mannetje en een pub om even de zinnen te verzetten. Een van ons vraagt aan een voorbijgangster waar de pub is. De Ierse antwoordt: rechtdoor lopen, over vijf minuten ben je er. Het eerste klopt in ieder geval, het is de route die we moeten lopen. Het tweede klopt opnieuw niet. Of de Ieren hebben geen begrip van tijd en afstand of ze geven uit beleefdheid graag een gewenst antwoord. Dus na tien minuten lopen bereiken we Ballydavid, als eerste onze B&B van vanavond. We stoppen om gedag te zeggen maar er is geen teken van leven. Misschien is ons vijfde maatje in de pub. Na nog eens vijf minuten lopen blijkt zij niet in de pub te zijn, wel een man die sprekend de Canadese vader is. Zelfs zijn stem lijkt erop. Maar we twijfelen. Vrouw en dochter ontbreken, hij zit voor een wandelaar al vroeg aan het bier en is in gesprek met voor ons onbekenden. Bovendien lijkt hij ons niet te kennen maar dat komt misschien omdat er bij ons ook iemand ontbreekt. Intussen proberen we bij de Oosteuropese pubhoudster appeltaart en Apfelstrudel met slagroom te bestellen. Het duurt allemaal oneindig lang en dan komt ze vertellen dat er geen Apfelstrudel is. Ook de slagroom is er niet. Dan komt de Irish Coffee ter sprake en vraagt ze aan een jonge medewerker - haar zoon? - of er slagroom voor de Irish Coffee is. Dat is er. Dus krijgen we slagroom voor de Irish Coffee en zelfs een bolletje vanille-ijs bij de gewone appeltaart en die is bovendien ook nog eens warm gemaakt. Het is haar 'Ierse' versie van Apfelstrudel. 
Als we eindelijk alles hebben, komt de look-a-like naar ons toegelopen. Het is hem helemaal, zonder vrouw en dochter maar met knieproblemen. Het gezin zit vanavond in dezelfde B&B als wij. Gelukkig trof hij zojuist een wandelende fysiotherapeute die zijn knie met sporttape heeft gefixeerd maar het wandelen laat hij over aan vrouw en dochter. Ons nieuws is dat er bij ons ook iemand ontbreekt maar zij gelukkig kon meerijden met de bagagetransfer vanmorgen vroeg. Dan gaat er ineens een lichtje bij hem branden. Toen hij vandaag tegen half een alvast wilde inchecken bij de B&B en zich voor het vroege tijdstip verontschuldigde bij de gastvrouw, reageerde zij: you wouldn't know how early people check in these days. In de pub gaat een bulderend gelach op, vijf buitenlandse toeristen door één tocht met elkaar verbonden.
We laten de Canadees achter bij zijn bier en de pubhoudster. We hebben nog wat kilometers te gaan. Vanaf Ballydavid lopen we een prachtig mooi pad, hoog en dicht langs de kust. Hier komen we ook de Spanjaard weer tegen die liever als Catalaan wordt gezien. Zijn Engels klinkt verwrongen door zijn Spaanse tongval en dat maakt een gesprek gecompliceerd. Voor het eerst zagen we hem bij Minard Castle tussen Annascaul en Dingle, maar opnieuw gisteren in de pub en vanmorgen weer bij de vulkaanrestanten. Behalve dat hij eerder vertelde Catalaan te zijn en met volle bepakking zonder bagagetransfers de Dingle Way te lopen, zagen we hem net in de pub in Ballydavid waar hij aan een tafel naast ons zijn warme lunch at. Stapten wij net eerder op, nu haalt hij ons in op dit kustpad. Hij probeert een gesprekje aan te knopen maar ik kan er in de wind en bij het gebulder van de golven tegen de rotsen helaas geen kaas van maken. Hij gaat over Mount Brandon, wij stoppen ervoor. Zomaar wat vriendelijkheid onderweg. Het kleurt de tocht. Wat ook kleur geeft zijn de grote pollen Engels gras die we gisteren zagen in de baai van Ventry. Hier bloeit het nog uitbundiger.






Rond vier uur, na tweeëneenhalve kilometer bereiken we het einde van het kustpad. We lopen nog anderhalve kilometer over de weg tot we met een scherpe bocht naar rechts meer landinwaarts gaan. We zijn in Feohanagh, een gehucht met de gelijknamige rivier. Voorbij de bocht ligt pub An Cúinnethe Corner. We hebben er onze hoop op gevestigd want onze voeten, maar misschien vooral die van mij, doen zeer. Ze branden in de schoenen. Maar de pub is definitief gesloten, alleen de bus stopt er nog. We pauzeren toch, op het muurtje naast de pub. We eten wat voor handen is terwijl onze benen ontspannen bungelen en onze voeten even geen druk voelen van de onderkant. Het pauzeren duurt niet lang, vijf tot tien minuten helpen ons voor twee of drie kilometer weer op weg. 
We lopen vervolgens achter wat huizen langs via een Boreen of landweg en volgen de rivier Feohanagh die we iets verderop via de brug oversteken en op afstand parallel volgen. Daarna gaat het over stiles, door een of meerdere hekken en modderige, nauwelijks begaanbare stukken weiland maar ook over vlonders tussen moerasachtig landschap tot we Cuas, het laatste stukje van onze tocht op Dingle bereiken. Vanaf het muurtje bij An Cúinne sprokkelen we toch weer zo'n vier kilometer bij elkaar. met nog de laatste vijfhonderd meter over de weg bereiken we ons eindpunt bij An Bothar, pub, restaurant en B&B. Ons etappedrankje wacht binnen op ons. 





Het zit erop, honderd kilometer over vier dagen vertelt een van mijn wandelmaatjes me. We proosten en drinken, terwijl ons lichaam zich intussen weer enigszins herstelt. En dat is goed want ik wil vanaf de pub een kilometer doorlopen naar Brandon's Creek. Een kleine inham aan het eind van de weg. Het verhaal gaat dat Sint Brandaan, alias de Zeevaarder, in het begin van de 6e eeuw met een aantal pelgrims in een curragh, een kleine sloep bekleed met dierenhuiden, vanaf hier richting het westen is gevaren en niet Columbus maar hij als eerste Amerika heeft ontdekt. Op hun zwerftocht zouden ze fantastische belevenissen hebben ervaren die eeuwen later zijn opgetekend. Waar of niet, het is een indrukwekkend verhaal over een klein bootje op een grote oceaan. Als ik de inham bereik, dobbert een verlaten curragh als herinnering aan de heilige Brandaan op de rustige golven. Ik heb mijn eindpunt van de Dingle Way bereikt. Morgen vertrekken we naar Killarney.








Geen opmerkingen:

Een reactie posten