Als om half zeven de ochtendzon goudoranje en groot boven de horizon staat, reis ik in een optocht van bus-trein-trein-bus naar de Veluwe. Ik ga terug naar het eindpunt en vervolg het Natuurpad.
Onderweg was het stil en hier is het ook stil, het naastgelegen attractiepark opent pas over een uur en de dagjemensen zijn nog niet op de been. Voorbij het stukje fietspad aan de Amersfoortseweg, ook koel onder de bomen gelegen, steek ik het eerste bospad van vandaag in. Ik ben terug in Kroondomein Het Loo. Ik ben mooi op tijd, niet alleen vanwege de stijgende temperatuur, ook de route kan ik volgens het boekje lopen voordat deze van half september tot de kerst wordt omgeleid vanwege de sluiting van Kroondomein.
Vanwege het ingelaste hitteplan ben ik gewapend met een rugzak met voldoende eten (zoet, zout, zuur) en een waterzak met twee liter. Het is alweer vijf maanden geleden, ik heb er zin in. Met nog geen 25 graden is de temperatuur aangenaam. Wat het ook aangenaam maakt zijn de bomen. Van te voren bekeek ik de route op de kaart. Vandaag zal ik grotendeels beschut tegen de zon lopen.
Na drie kilometer, als ik de Soerenseweg oversteek, start ik etappe 19. Het voelt lekker, alsof ik nog een overgebleven rommeltje opruim. Hier wordt het drukker. Met groepjes hardlopers. Maar op de grens van het Kroondomein met het Orderbos loop ik dan ook in de buurt van het gelijknamige sportpark. Ingeklemd tussen spoorweg en snelweg zigzag ik wat door het Willemsbos, een bescheiden landgoed.
Ik heb me voorgenomen om elk anderhalf uur te pauzeren. Die belofte verbreek ik onmiddellijk. Ik loop lekker en ik loop dan ook twee uur, tot ik het geluid van de snelweg A1 dichterbij hoor komen. Het is kwart over elf en ik heb er negen kilometer op zitten. En waar ik normaal drukte en lawaai zo snel mogelijk achter me laat, zoek ik het nu op. Ik weet dat daar langs de snelweg een tankstation ligt. En ik weet dat het een winkeltje en koffiecorner heeft. Het is er vast koel en heeft zeker een toilet. Ik verlaat de route, loop rechtdoor en daal af door een klaphek, een niet mis te verstane waarschuwing dat ik de wilde natuur verlaat. Het voelt raar om in deze variant van de bewoonde wereld te stappen maar ik kan het niet weerstaan. Met een capuccino en een gevulde koek - daar is ie weer - geniet ik een half uur lang op een kruk in de koelte van de airco. Dan stap ik weer op, terug via hetzelfde pad en klaphek.
Het is half twaalf, het gaat voorspoedig. Nog elf kilometer te gaan. De snelweg passeer ik met een viaduct en loop over de oude lanen van het Ugchelse bos. Het is stil, geen vogeltje te horen. De bomen gaan gebukt onder hitte en droogte en verroeren geen blad. Af en toe hoor ik het brommerige geluid van een sportvliegtuigje ergens in de verte tot boven mijn hoofd. Ik luister goed of ik de sirenes van de brandweer hoor. Een vlammetje kan hier zo maar spontaan ontsteken. Ruik ik een brandlucht of verbeeld ik het me? Ik word afgeleid door een jonge vos die op nog geen tien meter afstand mijn pad kruist. Hij draagt iets donker flodderigs in zijn bek. Tenslotte gaat het leven ondanks de hitte gewoon door. Vandaag staat er gevogelte op zijn menu.
Dan bereik ik de rand van de Hoog Buurlose heide en stap van de schaduw in het volle licht. De zon geeft een stoot onder de gordel en een klap in mijn gezicht. Het voelt als een regelrechte aanslag op mijn gestel, en motivatie. Gelukkig schamp ik slechts het zuidoostelijke deel van het heidegebied. Het brede zandpad in de buurt van de Braamberg (72 meter boven NAP) is stoffig, de heide links of rechts oogt bruin en droog, slechts hier en daar bloeit het bescheiden paars. Ik betwijfel of het goed gaat, zo weinig heide groeit er tussen het gras. Waar zijn de heideschapen, waar zijn de grote grazers? Waar maak ik me druk om met deze warmte? Ik leid mezelf af: in de verte zie ik boven de bomen de watertoren en het markante gebouw met de dome-achtige toren van Radio Kootwijk.
Om de warmte het hoofd te bieden sta ik regelmatig even stil in de - beperkte - schaduw van een grote struik of kleine boom en neem regelmatig slokjes uit de waterzak. Zo bereik ik een zandverstuiving, de genadeslag. Met verstand op nul ploeg ik er doorheen, opgelucht als ik verderop weer de bomen bereik. Tot aan Hoenderloo, nog zo'n vier kilometer, mag ik in de schaduw van het Hoenderlose bos lopen.
Uit de zon is aangenaam maar enige verkoeling bij het stijgen van de temperatuur is maar matig. In de tweede helft van de middag raakt de temperatuur namelijk pas aan zijn dagrecord, rond de 32 graden. Het bos oogt oud maar ik heb geen puf om stil te staan om een foto te maken. Of het daardoor komt, of omdat ik mijn verstand op nul en de blik op oneindig houd, uiteindelijk gaan de laatste kilometers sneller dan verwacht. Rond 15 uur bereik ik de rand van Hoenderloo. Op het terras van het eerste het beste restaurant vind ik in de schaduw mijn beloning: een alcoholvrij witbier en kroketten op brood met de eerste wesp van het seizoen erbij. Morgen is nog ver weg.
Wil je verder lezen? Klik dan hier.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten