Om 5 uur in de ochtend verzamelen we bij incheckbalie 9 van Schiphol. Onze wandelbegeleidster is speciaal gekomen om ons uit te zwaaien. Ze trakteert iedere deelnemer op een een puntzakje Engelse drop en een rolletje pepermunt met een kroontje, als verwijzing naar het jubileum van de Britse vorstin. Wij vallen met onze wandelweek midden in hun festiviteiten. Helaas kan onze begeleidster niet meelopen en dat lijkt me een enorme domper. Gelukkig heeft ze een vervanger gevonden, J. genaamd. Hij zal zich als enige man tussen 11 vrouwen staande moeten zien te houden.
De reis verloopt voorspoedig. Vanaf de luchthaven Newcastle pakken we de lawaaiige metro - de wagons lijken gemonteerd op oude rolschaatsen - naar Newcastle Central Station, lunchen daar wat en nemen dan de trein richting de westkust. De intercity heeft het tempo en de dienstregeling van een sprinter maar dat geeft ons de gelegenheid om wat meer kennis te maken met elkaar, de lokale bevolking en het Engelse landschap.
Aangekomen in Carlisle steken we alleen de straat over en zijn we al bij ons hotel. Hier blijven we twee nachten. Beiden zijn gunstig, het scheelt ons gesjouw met bagage. Wel zijn we te vroeg om in te checken. Het hotel oogt als vergane glorie - de planten groeien uit de gevel - en het personeel doet amateuristisch aan. Alleen een opkamer aan achterzijde - drinkkamer én ontbijtzaal - oogt met bewaard gebleven elementen historisch.
Als we ons melden bij de receptie, krijgen we een sleutel voor een inloopbezemkast. Daar kunnen we de grote tassen en rugzakken alvast kwijt. Als de deur opengaat, blijken we niet de enige. Reizigers voor ons hebben de kast royaal bezet, hun bagage er lukraak in gegooid. Geen medewerker die een hand uitsteekt. Met passen en meten - J. maakt zich in korte tijd onmisbaar - kan ook de bagage van 12 mensen erbij. Voor de rest van de middag hebben we de tijd aan onszelf: het bezichtigen van Carlisle en het doen van een boodschap voor de lunch van morgen. Eenmaal buiten gaan we op verkenningstocht. Al snel valt de groep in kleinere groepjes uiteen maar dat is geen punt. We zien elkaar weer bij het avondeten.
Carlisle (Luguvalium) oogt als een gemoedelijke stad met een klein, deels historisch centrum. Het is de hoofdstad van Cumbria, een Engels shire-graafschap. Met twee reisgenoten wandel ik langs de belangrijkste bezienswaardigheden: het kasteel (uitgerekend nu staat de toren in de steigers en verpakt in plastic), de kathedraal en de kerk van St Cuthbert. We strijken neer op een terras aan het centrale plein, achter ons de middeleeuwse Guildhall. Ook voor de Britten is het vandaag de zaterdag voor Pinksteren. Maar ondanks de combinatie met een extra ingelaste Bank Holiday op 3 juni - vanwege de Queen's Platinum Jubilee met bijbehorende festiviteiten - is het rustig. Alleen de obers op het bescheiden terras hebben het er kennelijk druk mee. Onder een strakblauwe hemel genieten we van ons drankje en het vooruitzicht van de eerste etappe morgen.
Als we dan richting het hotel gaan, lopen we een ander groepje reisgenoten tegen het lijf. Gezamenlijk duiken we de lokale supermarkt in voor onze lunch van morgen. Eenmaal binnen en voorbij de kassa raken we elkaar in een andere samenstelling weer kwijt. Het is allemaal nog even wennen.
Terug in het hotel checken we in, ieder heeft een eigen kamer. Als we in de loop van de week naar een volgend hotel gaan, verandert dat. We zullen kamers moeten delen, al ken je elkaar niet. Een reisgenoot heeft een klacht over haar kamer. Het stinkt er. Ik loop mee en ruik een schrale urinelucht, naar mijn idee het gevolg van een gedateerde badkamer en toilet. De uitbaatster, een bleke, chagrijnig kijkende vrouw van middelbare leeftijd in een zwarte legging met dito T-shirt is niet te vermurwen. Er is geen kamer over en extra schoonmaken begint ze niet aan. Inmiddels heb ik mijn bagage naar mijn kamer gebracht. Deze is ruim genoeg voor twee. Nu de uitbaatster kennelijk geen poot wil verzetten maakt mijn reisgenoot graag gebruik van mijn aanbod. En zo heb ik vanaf dag 1 een slapie.
Onze gereserveerde avondmaaltijd gebruiken we aan de overkant van het hotel. Een grote pub met bijpassende grote televisieschermen. Programma's over de viering van de Queen's Jubilee kunnen vanuit elke hoek worden gevolgd. Mijn eten - bestaande uit fish, chips & garden peas - is ronduit slecht maar honger maakt rauwe bonen nu eenmaal zoet. Het is warm en het vult de maag. Vanuit de pub hebben we zicht op ons vervallen hotel. Ik ben bang dat het voor onze ogen instort en tot zand verpulvert.
Terug in het hotel op weg naar een goede nachtrust is er een hels kabaal van muziek. In een vrijwel lege zaal achterin het hotel schalt het uit de speakers. Mijn kamer ligt er pal boven. Dit is geen doen. Morgenochtend moeten we vroeg op, voor een ontbijt en ons vertrek naar Bowness. Mijn slapie en ik lopen weer tegen dezelfde uitbaatster op. En opnieuw is ze niet voor rede vatbaar. Het feest wordt elke maand gehouden, ze gaat er niets van zeggen, het duurt maar tot 1 uur vannacht en we moeten het er maar mee doen. We druipen af naar onze kamer en proberen met oordoppen de muziek te doorstaan. Dan klopt J. op onze deur. Hij brengt oordopjes van het hotel en de excuses van de uitbaatster. Maar het feest houdt tot 1 uur aan. Daar houdt ze zich aan. Om 1 uur word ik spontaan wakker, het ene moment hoor ik nog muziek, het volgende moment is het stil.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten