Vanmorgen kon ik voor de eerste keer deze week uitslapen, het tijdstip van ontbijt de vorige avond verzet van acht naar negen uur. Ruim voor tien uur wacht ik aan het Bat (de kade) tot de pontjesbaas zijn voet- en fietsveer heeft klaargemaakt voor de eerste oversteek. Ik sta er vroeg zodat ik me zeker van een plaatsje weet bij de eerste overtocht vanaf Eijsden. Helemaal overbodig, zo blijkt. Het is op een enkele voetganger en fietser na zondags rustig.
Terwijl het pontje de kalme Maas oversteekt, zie ik aan de overkant in noordelijke richting d'n Observant opdoemen. Er is nog een stel aan boord, nu vader en dochter vermoed ik. Ze lopen ook de DMT. Ze lijken geen behoefte aan contact te hebben en dat is prima. Medewandelaars - vooral stellen of duo's - geven soms non-verbaal het signaal af geen aansluiting te willen, alsof ik als alleenlopende wandelaar daarnaar op zoek zou zijn. Niets is minder waar. Ik vind een praatje leuk maar heel gezond en aangenaam om zelf mijn route te lezen, mijn tempo en pauzes te bepalen.
Aan de overkant, de windstille zuidkant, is de temperatuur al flink opgelopen. De eerste kilometers volgen de Maas stroomafwaarts over een voormalig jaagpad, vanmorgen een favoriet hondenuitlaatpad. Niet bepaald mooi, wel (semi-)onverhard en groen tot aan de indrukwekkende sluizen en sluisdeuren in het Kanaal van Ternaaien/Lanaye die het Belgische Albertkanaal verbinden met de Maas. Na deze smalle landtong met soms mediterraan aandoende lagunes volgt een recht stuk waar binnenschepen en gastankers stinkend naar chemie langs de kade afgemeerd liggen in het Maaswater. Met het pontje ben ik behalve de rivier ook de grens overgestoken en loop hier in misschien de meeste noordelijke punt van het Waalse gewest. Men groet elkaar hier duidelijk met bonjour.
Vanaf Petit-Lanaye, op het plateau van Castaert (Castert) en aan de voet van d'n Observant, zal de route gaan stijgen en loop ik terug naar Nederland. Zolang het pad een stap opzij of omhoog mogelijk maakt, ga ik door. In de afgelopen dagen heb ik meermaals de kaart bestudeerd op alternatieve routes naar de top. Wat is het dat deze nepberg mij zo'n angst inboezemt dat ik bereid ben om er flink voor om te lopen? Twee dames - moeder en dochter in wat zomerse, zondagse kleding - leiden me van mijn gedachten af en vragen me aan de start van het steile pad tot hoever ze kunnen lopen. Ik vertel ze dat ik het eerlijk gezegd ook niet weet. Wel krijgen ze verderop nog een escape. Zo ver had ik me wel voorbereid. Het pad stijgt meedogenloos en ineens is het me duidelijk. Het is de onbekendheid en de gedachte aan een fuik. Erin stappen, er niet meer uit kunnen en dan geconfronteerd zien met gevaar. Daarbij wijst de eeuwige criticus op allerlei beren op de weg. Maar er is ook een milde, motiverende gedachte. Ga het maar ontdekken. Dus ik ga.
De voorspelde natuurstenen poort met twee pilaren komt in beeld. Voor de poort buigt de weg af naar links, de dames houden dat aan, mijn route gaat rechtdoor, door de poort. Volgens het boekje begint hierna het moeilijk begaanbare pad. Zevenhonderd lange meters waarop van alles kan gebeuren. Geen uitwijkmogelijkheden als een mountainbiker in volle vaart me van boven tegemoet komt. Het is de MTB-er of ik. Maar in werkelijkheid ziet het pad er niet gevaarlijk uit. Dit durf ik. Ik stap tussen de stenen door, de dames achterlatend. Wat volgt is een stijgend pad, ingericht met allerhande jump-mogelijkheden en tarzanbochten voor de fanatieke MTB-er, maar altijd breed genoeg om elkaar te ontwijken zonder dat een van ons de helling af klettert. Ik kom niemand tegen. De eerste beer op mijn weg is verslagen. Ik heb enkele meters de tijd om te herstellen. Dan volgt de tweede klim. En die ziet er niet welkom uit.
Als het erop aankomt, heb ik niets aan mijn prikstokken. Ik bind ze aan mijn rugzak om mijn handen vrij te hebben. Met mijn linkerhand pak ik aan die kant steeds een verticaal boomstammetje wat zich gewillig aanbiedt, terwijl ik met mijn rechterhand elk omgezaagd boomstammetje langs het pad grijp. Dat wil zeggen niet het stammetje maar de lianen van de klimop eromheengedraaid bieden houvast alsof het touwen zijn. De natuur biedt de oplossing. Om in balans te blijven moeten de tien kilo's van mijn rugzak op mijn rug rusten zodat het gewicht me niet naar links of rechts, of erger, achterover trekt. Gevoelsmatig tijger ik horizontaal, met de rugzak plat op mijn rug, naar boven. Driehonderd meter doorzettingsvermogen trekken mij omhoog. Ik kom niemand tegen. De tweede beer is verslagen.
Na deze inspanning vind ik de top van d'n Observant (157 meter boven NAP) wat tegenvallen. De naam schept de verwachting van een uitzichtpunt. Hoewel leuk ingericht - een stervormige muur van steenkorven met in- of uitgangen naar de vier windstreken - biedt het geen weids vergezicht. De bomen rondom de opengewerkte kruin staan vol in blad. Wat overblijft is de verwijzing naar een verdwenen franciscaner observantenklooster in de buurt. Ik scharrel wat rond, langs en tussen de steenkorven, en besluit aan de andere kant af te dalen. Dat het naar beneden lopen een stuk lichter gaat komt niet alleen door de zwaartekracht.
Via de Poppelmondeweg maak ik een hoefijzerachtige beweging. Zo krijg ik zicht op het dal van de Jeker met weides, schapen en Chateau Neercanne. Boven het Popelmondedal komt ook de duivelsgrot in beeld. Nog voor ik daar ben ga ik rechts via een zigzaggend pad naar beneden. Bijna onderaan het pad tref ik ook hier een moeder en dochter die op vrijetijdschoentjes naar boven willen, liefst naar d'n Observant. Of dat te doen is. Ik vertel ze dat ze van het uitzicht vanaf d'n Observant niet te veel moeten voorstellen, het zigzaggende pad naar boven is goed te doen tot bij het adembenemend mooie Popelmondedal. Het lijkt een opluchting voor moeder om niet de hele tocht naar boven te hoeven maken en toch een mooi uitzicht als beloning te krijgen. Ik wandel verder en bereik het groene water van het ENCI-meer. Ben ik nu ineens in Frankrijk, of Zwitserland?
Voorbij het meer wordt mijn oog naar de ingang van de ENCI-groeve getrokken en vooral naar de naastgelegen uitspanning. Op het informele terras zoek ik met een cappucino en mijn allereerste stuk vlaai van deze week een plek aan een soort biertafel onder een parasol. Na 8 kilometer, plus een slordige 95 van ervoor, heb ik dit wel verdiend. Ik neem de tijd en observeer de groeve, de windstille, hete grindbak waar ik straks doorheen ga. Dagjesmensen op sneakers of slippers lopen de steile helling naar beneden of naar boven. Het is duidelijk een selfie-place-to-be. Langs de rand tegen een soort balustrade zit een groepje in kakigroen gestoken observanten met grote kijkers vanonder ruime parasollen te koekeloeren naar de overkant. Ik denk te horen dat ze contact hebben met eenzelfde groep koekeloerders aan die overkant. Waar ze op gefocust zijn ontgaat me. Misschien bestuderen ze elkaars gedrag.
Het is kwart over een als ik via de helling de groeve inloop. Op mijn gemak wandel ik over het brede grindpad naar de andere kant. Ik ben onder indruk van de afmetingen van het terrein en de hoge muren. Hoe nietig ben ik hier. In het ontstane poeltje rechts in de hoek hoor ik luid de kikkers kwaken. De natuur neemt het gebied langzaam over. Dat is mooi om te zien en te horen. Jammer van de ontwikkelprojecten die er zijn. Vanaf de kikkerhoek stijgt het pad tot ik de wand bereik met de uitgehouwen poorten naar de verborgen wereld van de groeve. Langs de wand is een trap aangebracht die naar een uitstekend platform gaat. Met de drukkende warmte is de beklimming zwaar, niet in het minst vanwege de opening tussen elke trede en de diepte die met elke stap toeneemt. Het is voor het eerst dat hoogtevrees me deze week parten lijkt te spelen. Groepjes jongeren rennen naar boven en naar beneden alsof de zwaartekracht geen vat op ze heeft. Ik concentreer me op wat zich tussen de treden op ooghoogte bevindt.
Bovengekomen is het een bijzonder punt, niet alleen vanwege de trap, het uitzichtpunt of omdat het een plek is waar-je-geweest-moet-zijn. Het is ook het aankomst- of vertrekpunt voor het Pieterpad, het langeafstandspad van Pieterburen naar de Sint Pietersberg of andersom. Hier waar alles samenkomt en samendromt is het me even te druk. Ik loop de mensen en het platform voorbij. Erachter ligt gewoon een weg. Ja een weg, wat had ik anders verwacht. En in mijn verbazing over de basaliteit ervan stijgt een balletje van emotie op. Zomaar wat tranen van geluk, van tevredenheid. Ik heb het gedaan. Het is me gelukt. Ik heb het geflikt. Pas dan ben ik in staat om terug te gaan naar het platform om een laatste blik te werpen over de groeve. Twee koppels hebben kennelijk net hun Pieterpad volbracht. Ze feliciteren elkaar en ik feliciteer hen. Het lelijke monster op de achtergrond is gereduceerd tot een weelderig groene heuvel. Ik kan verder.
Met deze mijlpaal ben ik niet aan de finish van de DMT maar het gevoel van trots draagt me de rest van de weg langs de Maasboulevard. Natuurlijk voel ik vermoeidheid en pauzeer ik hier en daar aan het water. Via het stadspark maak ik een omweg en loop nog een rondje om de Onze Lieve Vrouwe 'Sterre der Zee' Basiliek. Het is druk, het is warm. Via de Hoeg Brögk (Hoge Brug) voor fietsers en wandelaars zoek ik aan de andere kant van de Maas het station. Maria herself doet vanaf haar sokkel mij veilig uitgeleide. De DMT-teller staat op 101 kilometer. Om vier uur zit ik in de intercity terug naar het westen. In mijn broekzak vind ik het Wilhelmientje-voor-moeilijke-momenten.
Super mooi verslag gemaakt, is bijna evenveel werk dan de routes lopen. Tevens schouderklopje voor de geplaatste afbeeldingen. Super Eef onderweg DMT.
BeantwoordenVerwijderenWat leuk om zo'n mooi compliment te krijgen. Dit stimuleert om door te gaan. Dank!
VerwijderenHeel erg mooi om te lezen Eef.
BeantwoordenVerwijderenWij gaan in augustus dit avontuur aan.
Groet Anja
Dag Anja, dank voor je berichtje en veel plezier in augustus!
Verwijderen