Natuurpad | 19 maart 2022 | Wijhe-Epe (16-17)

Vanuit de trein van half negen richting het oosten herken ik inmiddels veel van het uitzicht onderweg, stations, oude en nieuwe bebouwing, polderlandschap. Voor het Natuurpad is het waarschijnlijk de laatste keer dat ik over Zwolle reis. Ook vandaag staan de uitgestrekte Oostvaardersplassen voor mij met stip bovenaan.  De Nederlandse steppe trekt als een natuurserie aan mij voorbij. Na een scherpe reistijd van twee uur bereik ik Wijhe, dankzij de jongste die me op weg hielp omdat de OV-bus niet bleek te rijden. 

De hernieuwde kennismaking met Wijhe bevalt goed. Het dorp oogt bezienswaardig en de kerk knap historisch, maar na al dat zitten wil ik echt op pad. Ik volg de rand van het centrum en ga verderop de steile dijk op. Eenmaal boven wacht de traagstromende IJssel in de verte. Ik ben mooi op tijd, aan de overkant rijden vijf auto's het veer op. Eenmaal aan de Wijhe-kant neemt de schipper een auto, drie wielrenners en mij mee terug. Kosten voor de wandelaar: 50 cent. Je kunt pinnen. Midden op het water waait een stevige wind en is de stroming minder lieflijk dan vanaf de dijk gezien. Het veer tikt de overkant nogal schuin aan maar een dikke ketting trekt het recht.


Even later sta ik hoog en droog op de dijk. Elke tocht begint na een kilometer met iets te herschikken of te herstrikken. Maar niet alleen daarom sta ik stil. Het is ook het zicht op Wijhe met de kerktoren en het glinsterende water als provinciegrens tussen Overijssel en Gelderland. Als alles goed zit en goed voelt, volg ik de dijk tot ik na een paar honderd meter aan de andere kant naar beneden wandel. Ik ben in het laaggelegen weidelandschap van de IJsselvallei. De tocht begint.


De eerste kilometers voeren door Vorchten, langs oud bouwland met afgelegen boerderijen die soms als een kleine buurtschap bij elkaar staan. Voorbij het dorp van Vorchten met de oude kerk, volg ik de Ziebroekseweg. Oud boerenland maakt plaats voor strak en heringericht grasland. Het is noodzaak. Het ophogen van rivierdijken alleen volstaat niet meer om bij extreem hoge waterstanden de kelders en voeten droog te houden. De oplossing is een hoogwatergeul, twee parallelle dijken met een onderlinge afstand van zo'n halve kilometer. Alles heeft tot doel dat overtollig IJsselwater zo nodig een uitweg tussen de dijken kan vinden. Dit heeft gevolgen voor het aanzicht van het gebied. Ik zie rechthoekige weilanden zonder kenmerkende houtopstand, zonder koeien of schapen. Ik voel dat de koude noordoostenwind hier vrij spel heeft. Dit nieuwe land mag van mij wel wat natuurlijker worden. 


Sinds mijn vertrek in Wijhe, nu zo'n 5 kilometer terug, loop ik over verharde wegen, als je de groene bermen niet als onverhard rekent. Rustig en landelijk, dat is zeker. Maar ik kijk uit naar de groene kartelranden aan de horizon: de hoge naaldbomen van de Veluwe. Na de Grote Wetering, vlak voor Heerde, voelt het land weer wat ouder. Ik zie het aan de dikke stammen van de knotwilgen langs de weg. In een weiland plaatst een boer op een quad - zijn helm houdt hij op - stokjes met een oranje-fluorescerende punt op willekeurig ogende plekken in het land. Hij is druk om de nesten van weidevogels te markeren en zo te beschermen tegen het maaien. Verderop racet een collega-boer op een quad met aanhangwagen. Oud land met nieuwe gebruiken.


Ik bereik Hoorn, Gelderland. Van Hoorn zie ik alleen de leuke groene ophaalbrug en de oude fabriek op de hoek waarin een antiekzaak en houtvatenhandel zijn gevestigd. Net over de brug maar vlak voor de fabriek ga ik links en volg de dijk langs het Apeldoorns Kanaal. Het zonlicht schijnt in mijn gezicht, het schittert in het water en na zo'n 8 kilometer loop ik  eindelijk onverhard. Ik geniet.


Via de dijk kom ik bij het landgoed Voskuilen. Het bruggetje laat ik links liggen en volg het pad naar rechts, richting het bos. Links in het land, voorbij de houten duiventil, zie ik de noordelijke zijkant van het huis Voskuilen. Ik kijk niet lang want een mosgroen, verlaten ooievaarsnest op een metalen traktorvelg trekt mijn aandacht. De paal is topzwaar onder het gewicht en wiegt gevaarlijk in de wind. 



Vanaf de westelijk gelegen voorzijde oogt het huis met zijn twee trapgevels en rechthoekige gracht meer bescheiden dan van de zijkant. Van oorsprong vermoedelijk een stenen voorraadschuur - een spieker - werd het in de 17e eeuw omgebouwd tot woning. Het ligt op een bijzondere plek. Hier vindt het water samengekomen via een bekenstelsel hun weg naar het Apeldoorns kanaal.



Van de lange oprijlaan van Voskuilen, eindigend in een geitenpaadje langs een kabbelende beek, schamp ik Heerde aan  de noordkant. Het oogt als een rustige plaats. Wat het bijzonder maakt, is het sprengenlandschap. Een spreng is een gegraven of door mensenhanden aangepaste beek waarbij het grondwater de bron vormt. Ook de bron heet spreng, of sprengkop. In de omgeving van Heerde zijn twee beeksystemen met elk drie lopen, de noordelijke, middelste en zuidelijke Heerderbeken en Horsthoekerbeken. Inmiddels loop ik langs een (elektrisch) aangedreven waterrad wat de zuidelijke Heerderbeek overzet. In de molen is een lunchroom gevestigd maar ik eet mijn lunch op een bankje met het gekwetter van vogels en het water van de zuidelijke Heerder- of Molenbeek achter me.


Heerde wordt Kolthoorn en even later wandel ik door sterrenbos Boshoven. Het is mooi om te zien hoe het landschap van de vlakke IJsselvallei verandert in voorzichtig glooiend landschap van de Noordelijke Veluwe. Op de hoek tussen bos en weiland sta ik stil voor een memorabel moment. Ik verbeeld me dat het vlaggetje aan het hek geen toeval is maar de helft van het Natuurpad (228 kilometer) markeert. Het voelt als een mijlpaal. Na het sterrenbos en een tunnel onder de A50 sta ik aan het rand van het Heerderstrand, een recreatieplas waar in aanloop naar een druk zomerseizoen vooral nog honden spelen en zwemmen.
 



Aangekomen bij de Renderklippen met de Schaapskooi op de hoek - de gesloten uitspanning niet de stal - geloof ik mijn ogen niet. Van de rust en de stilte kom ik in het verkeerstumult van parkerende auto's op een beperkte parkeerplaats. Verkeersregelaars begeleiden het zo goed en zo kwaad als het maar kan. Ik ben niet de enige hier. Aanleiding voor de andere bezoekers is de schaapskooi - de echte - want in deze lammetjestijd trekt het hordes grote en kleine, jonge en oude mensen. Eenmaal bij de schaapskooi kan het nog erger. In de kraal zie ik chaotische taferelen van ooien en lammeren die paniekerig heen en weer rennen om ergens wat rust te vinden terwijl de kinderen er achteraan rennen. 


De route gaat langs de kraal en de schaapskooi aan achterzijde en ik bewonder de Oostenrijkse dennen. De Renderklippen zijn geweldig mooi, ook als de heide niet bloeit. Ik geniet van het weer en de omgeving tot ik de Dellenweg bereik. Met 18 kilometer op de teller zoek ik mijn pleisterplaats op.





Verder lezen? Klik dan hier.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten