Natuurpad | 8 september 2021 | Hooghalen-Beilen (8-9)

In de ochtendschemering ga ik van huis. In het oosten komt de zon als een knaloranje mandarijnenpartje op aan een wolkenloze hemel en weer later strijkt ze met een geelgouden licht over wegen en weilanden. Vanuit bus en trein op weg naar het oosten verandert het landschap van dichte bebouwing in een open groene ruimte. Op het station van Assen heb ik tijd om een cappuccino-to-go te halen en om 10 uur stap ik uit de bus in Hooghalen. Na ruim acht maanden ben ik terug in Drenthe en pak de route van het langste natuurpad van Nederland weer op. Uitstel betekent niet altijd afstel. 


Ook in Hooghalen is er een en al blauwe lucht met een heldere zon. Voor ik echt op pad ga, koop ik een zak krentenbollen bij de warme bakker en beleg en fruit bij de naastgelegen buurtsuper. Er hangt iets fris tintelends in de lucht zoals alleen zonnige lente- en herfstdagen dat hebben. Of het is mijn blije spanning om op pad te gaan. Dan laat ik de buitenwijk van Hooghalen achter me, schamp het bosgebied van 't Witte Zand over het naastgelegen fietspad en passeer via een brug de lawaaiige A28 en bereik het akkergebied van Laaghalen. De kop is eraf. 


Binnen drie kilometer sta ik aan de noordkant van het eerste en grootste natuurgebied van vandaag: het Hijkerveld. Een hek, een wildrooster en een bord zijn er duidelijk over, hier grazen heckrunderen en betreden is op eigen risico. Heckrunderen zijn teruggefokte oerrunderen, om het risico iets meer te verduidelijken maar ik zet door. Als eerste kom ik een man tegen die net het veld verlaat. Hij lijkt gekleed als een boswachter maar is een wandelaar. Of, beter gezegd, een natuurfotograaf gezien de enorme lens die hij meedraagt. Ik vraag hem waar de heckrunderen staan. Hij begrijpt me niet. Ik vraag waar het wildvee staat. O, zegt hij met een nonchalant armgebaar, die staan helemaal achterin. Ik kan gerust doorlopen.


Het Hijkerveld is een van de grootste heidegebieden van de Drenthe en dat is te zien. In welke richting ik ook kijk, ik zie alleen maar open veld. En ik tref het, de heide bloeit nog. Soms als kleine struikjes tussen de grassen in terwijl in andere delen van het gebied de rollen zijn omgedraaid. Hier heerst rust, geen geluiden van verkeer, of het moet een enkele fietsbel zijn die mij waarschuwt dat ik hier nog wel steeds op een fietspad loop. Ik weet het, ik verlies mezelf in de bewondering voor twee roofvogels die ik niet kan herkennen tegen het felle licht. Ze buitelen om elkaar heen, niet uit vriendschap, wel om aan te geven dat ze zich in elkaars fourageergebied begeven. Als de ruzie is beslecht, vertrekt de verliezer en cirkelt de winnaar alsmaar verder boven het veld. Voorbij de eerste vennetjes splitsen fietspad en wandelpad zich en loop ik over een misschien wel eeuwenoud karrenspoor met een omtrekkende beweging over het veld. Het is al behoorlijk warm en ik neem een eerste lunchpauze met krentenbol in de schaduw van een eik.




Verder gaat het over het karrenspoor. Voor mijn lompe voeten springt en schiet er vanalles weg. nsecten-zonder-naam, voor het gemak noem ik ze krekels. Plots schiet er in het gras tussen de twee sporen iets groters weg. Wat het ook is, het is duidelijk geen krekel. Ik denk aan een kleine hagedis, actief geworden op deze warme dag, maar als ik doorloop slingert verderop een donker slangetje voor mijn voeten over het rechterspoor. Ook hij verdwijnt in het gras van de middenstrook en laat zich niet meer zien.





Fietsers doorkruisen het veld en verderop voeg ik me bij ze op hun weg. De zon staat op haar hoogste punt en dat is hier beneden in het veld waar alle wind stilvalt goed te voelen. Ik stop geregeld even in de schaduw van een boom of een groepje eiken. Het valt me op dat het Natuurpad regelmatig het Drents streekpad met de kenmerkende rood-gele markeringen volgt of kruist. 




Aan de zuidkant via het Noord-Hijkerzand verlaat ik het Hijkerveld en loop in zuidelijke richting tot aan het Oranjekanaal. Met ongeveer 9 kilometer aan stappen voelt het in deze warmte als het dubbele. Bij het Oranjekanaal sta ik stil. Ik probeer wat van de koelte van het water te voelen. Het ligt het mooi maar roerloos bij. Dat was vroeger wel anders lees ik op het informatiebord. Na het graven van het kanaal in de tweede helft van de 19e eeuw zou zoetwaterpiraat 'Kwaoie Eggie' met zijn zeven zonen het water onveilig hebben gemaakt en schippers van hun lading, vooral turf, en hun gouden oorringen hebben beroofd. Fabel, volgens historici. Echt gebeurd, volgens bewoners die - als bewijs voor het bestaan van het spoorloos verdwenen schip van Kwaoie Eggie - een onder vreemde omstandigheden (terug-)gevonden scheepsroer naast het informatiebord hebben uitgestald. Het hoge gras ontneemt de blik van een nieuwsgierige voorbijganger op het bewijs. Over de brug dan maar. Het moment van stilstaan ging me niet alleen om het toeristenbord of de koelte, ook het gedenkwaardige moment dat ik hiermee een kwart van het hele Natuurpad heb gelopen. Nog maar driekwart te gaan. 



Na de brug schamp ik het Zuid-Hijkerzand aan oostzijde, een kleiner maar ook indrukwekkend heidegebied. Voor ik mijn blik op het veld weer moet losrukken, zie ik in de verte mannen in witte pakken. Dat vraagt om nader bekeken te worden, via de camera niet met het blote oog. Het zijn imkers maar dat is dan ook het enige wat ik ervan kan maken. Een potje honing voor onderweg zit er niet in.






Zicht op heidevelden verwissel ik voor zicht op weilanden en akkerlanden. Het frisse groen straalt me tegemoet en opnieuw probeer ik wat van die koelte op te pakken. Ondanks de natuurgbieden is het veel verhard lopen. Dat kan in de berm maar dat loopt schuin, ongelijk of je ziet niet in welke kuil je je voeten neerzet. Dan maar op de weg. 


Inmiddels ben ik 12 kilometer op weg. Verhit en vermoeid door het warme weer begin ik uit te zien naar mijn oase voor de nacht. Maar niet voordat ik een mooie toegift krijg via het Dijkjesveen en de Brunstingerplassen. De route gaat over het veld, niet het naastgelegen, geasfalteerde en dus hitte-uitstralende fietspad. Dat laatste heb ik even genoeg gezien en gevoeld. Maar vlak voor de Brunstingerplassen sta ik voor een dilemma: toch het fietspad of over het veld. De toegang tot het natuurgebied windt er geen doekjes om: een hek, een stroomdraad en ondanks de geelrode markering een bordje 'eigen weg'. Ik waag het erop. 

Het eerste deel gaat goed. In de verte zie ik een auto rijden en weet dat het veld uit twee delen bestaat. Daar aangekomen zet het tweede deel iets zwaarder geschut in: weet ik het wel zeker dat ik dit veld wil betreden? Ik waag de gok op het eigen risico. Geen wild te zien. Tot ik plotseling tegen drie koeienkonten midden op het pad aankijk: grote, witte runderen en dan niet het van het huis-tuin-en-keukensoort zoals in de wei vanmorgen.

Ik blijf staan. Ze zien mij niet en de weinige wind die er staat is me gunstig. De grootste lijkt een moeder met daarnaast twee kleinere exemplaren. Opgeschoten kroost, ook dat nog. Op hun gemak staan ze op het midden van het pad, knabbelen aan wat fris groen en niet van plan van hun menu of het pad af te stappen. Houd 25 meter afstand, herinner ik mij het bordje. Maar hoe? Terwijl zij met slechts een enkele stap vooruitgaan - neem vooral je tijd - zie ik na lang geduld mijn kans om bij een kruisend pad links van ze weg te lopen en dwars door heide en graspollen met een grote boog te ontsnappen. Pas als ik ze ver voorbij ben, durf ik mijn camera te pakken als bewijs voor thuis.



Na het verlaten van het veld en op een kilometer afstand tot mijn veilige haven aankomende nacht, plof ik - uitgeput na dit avontuur - neer op een picknicktafel langs de weg. De warmte eist nu echt zijn tol. Ik lurk aan de waterzak in mijn rugzak maar deze geeft slechts nog wat watergepruttel. Leeg. Nog een kilometer of twee doorbijten en dan is er rust, koelte en water in overvloed. Die gedachte helpt me overeind en verderop ga ik de brug over de Beilervaart over bij het gelijknamige buurtschap. Waar de route zegt links te gaan, ga ik rechts. Op de hoek aan de overkant staat een diepchocoladebruine paardenpuberdrieling vanuit de wei nieuwsgierig naar me te zijn. Op 500 meter van de B&B stop ik nog even: ik vind ze prachtig. Als ik echt de laatste meters van vandaag wil maken, kan ik plots mijn gps-apparaat niet vinden. Schrik. Vergeten bij de picknicktafel. Ik slof de lange 500 meter terug. Gelukkig ligt hij op het bankje. Een wandeltocht biedt je belangrijke levenslessen: altijd omkijken als je weer op pad gaat.

En als ik voor de tweede keer de brug bereik, hoor ik iemand roepen maar zie niemand. Vast niet voor mij bedoeld. Voorbij de brug, rechts op de hoek staat een man in zijn voortuin: mevrouw, mevrouw, zoekt u iets? Lang leve de sociale controle, iemand die hulpvaardig is en tegelijk een oogje in het zeil houdt. Ik begrijp dat mijn heen en weer geloop vreemd overkomt, leg in een paar woorden de situatie uit en vertel dat ik op weg ben naar een B&B verderop. O, maar Trix kent hij wel. Het tweede huis aan mijn linkerkant, die met het parkeerplaatsje. Op zijn aanwijzing vind ik de B&B, maar die was zonder ook niet te missen. Een gezellig uithangbord zegt me dat ik na 16 kilometer mijn bestemming voor de nacht heb bereikt. Rust, koelte en water in overvloed.
 


Verder lezen? Klik dan hier.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten