Natuurpad | 11 juli 2020 | Waterhuizen - Schipborg (3-5)

Misschien hoort het bij een wandelmeerdaagse maar de eerste dag start niet vlekkeloos. Onderweg naar de bus bedenk ik me dat ik mijn regenjas thuis heb laten liggen. Maar ach, de verwachtingen zijn dat het dit weekend droog blijft dus ik loop door naar de bushalte om mijn reisaansluiting naar het hoge Noorden niet te missen. Op het station van Schiphol wacht ik op de komst van de intercity naar Groningen. Vanaf daar is het nog maar een klein stukje met de bus tot Waterhuizen, het punt waar ik mijn tocht begin maart - vlak voor de lockdown - eindigde. 

Haperingen
Op het perron lees ik dat de trein 5 minuten vertraging heeft. En 5 minuten worden 10 minuten. Eenmaal onderweg zie ik dat de trein de vertraging niet inloopt en vind ik het een beetje spannend worden. De enige lijndienst rijdt maar eens per uur naar mijn startpunt. Daar bovenop komt mijn eerste kennismaking met de mondkapjes-cultuur in de wereld van het openbaar vervoer. In Groningen haal ik de bus op 1 minuut en leun ontspannen achterover in mijn stoel. Ik heb het gered! Maar als de bus in de buurt van mijn halte komt, zie ik gele omleidingsborden. De enige brug in de wijde omtrek - het begin van mijn tocht - is afgesloten wegens werkzaamheden.

Eerst maar even koffiedrinken in het hotel verderop waar het ontbijtbuffet nog in volle gang is. De receptioniste verlost me van de spanning: de brug voor lopers en fietsers blijft open. Opgelucht ga ik op het terras zitten, heerlijk in de zon. Het belooft een mooi weekend te worden. Droog in ieder geval. Na de koffie ga ik echt van start. Ik heb er zin in. Rugzak op, wandelstokken op maat gemaakt en lopen maar. Maar ik ben nog maar net voorbij de Waterhuizerbrug of er barst een regenbui los die geen einde lijkt te kennen. Mijn regenjas! Gelukkig heb ik in mijn overdaad aan ingepakte spullen ergens een wegwerp-poncho weggestoken. In de luwte van een opslagcontainer voor de werklieden aan de brug ruk ik deze uit de verpakking en trek hem snel over mijn hoofd. En weer door!

De Hondsrug
Van de verharde weg sla ik rechtsaf het pad in van de Oosterpolder. Het eerste stuk via dit natuurpad kijk ik richting Groningen, hier is het bewolkt, regenachtig, in de stad is het nog zonnig. 


Deze polder, in beheer bij het Groninger Landschap, is teruggegeven aan de natuur en maakt deel uit van gebied rondom het natuurlijk onstane Zuidlaardermeer. Van weidelandschap mag het (terug) veranderen in vochtig en zelfs moerasachtig gebied. En vochtig is het. Langs het dichtbegroeide pad staat het natgeregende riet zo hoog dat mijn broekspijpen in een paar minuten drijfnat zijn. Ik voel het hemelwater via mijn sokken verder in mijn schoenen trekken. Ook voor het wandelen in Nederland kun je best een paar gaiters (of gamaschen) aanschaffen. En daarbij altijd je regenjas meenemen. 

Deze eerste stappen uit mijn comfort zone zijn dan misschien niet leuk maar voelen in ieder geval verfrissend na vier maanden intelligent opgehokt te zijn geweest. En met die constatering ebt de spanning weg en sta ik meer open voor wat ik zie en hoor. De route gaat over een verhoogd pad waarlangs zuring hoog en breed groeit als een wilde haag. Ik zie een varieteit aan bloemen en planten maar ook vogels die ik niet allemaal bij naam ken maar die onwetendheid vind ik juist leuk. 
  

Ik loop hier in het Unesco Geopark De Hondsrug. Het laatste zegt me wel wat. De Hondsrug - van de stad Groningen tot de meest zuidoostelijke hoek van Drenthe - is een droge zandrug waarop sinds jaar en dag (de voorlopers van) mensen wonen. Juist omdat het gebied hoger ligt gaf het een droog en  veilig heenkomen. Hoewel ik alleen voor de natuur kom, weet ik dat dit gebied door haar geschiedenis is geworden - of gebleven  - wat het nu is. En dat ik er daardoor nu van kan genieten. 

Vandaag loop ik van Waterhuizen naar Schipborg waar ik een B&B heb geboekt, een tocht van zo'n 20 kilometer. Ik blijf aan de westkant van de Hondsrug. Vanuit de Oosterpolder schamp ik Haren en loop langs de Onnerpolder richting Onnen. Nadat ik een ooievaar op zijn paalwoning in het weiland begroet, loop ik het eerste zandpad op. Dat een bord aan het begin van het pad een waarschuwing geeft over de toegankelijkheid ervan, wordt me snel duidelijk. Grote plassen versperren over de breedte van de weg mijn doorgang. Het is klunen langs het randje en ik moet opletten dat ik niet in het prikkeldraad blijf hangen of het schrikdraad raak. 



 
Drentsche Aa
Ongemerkt loop ik het gebied van de Drentsche Aa binnen. Het water zie ik voorlopig niet, wel is haar slingerende loop te herkennen in het typische beeklandschap. Waar de meeste nationale parken vooral bestaan uit landschapsbeheer, maakt hier de combinatie van natuur, wonen, werken en landschapsbeheer het gebied en dus het nationaal park uniek. 

Veel kans om stil te staan en uitgebreid om me heen te kijken krijg ik niet. De ene heftige bui wisselt de andere af. En als ik ook nog onweer hoor, ga ik aan kansberekening doen tussen mijn aanwezigheid in bos of open veld. Gelukkig blijft het bij wat gerommel verder weg. Zodra het weer droog is, richt ik mijn blik weer op mijn omgeving. En zo loop ik door, over zandpaden en onder bomen. Voor iemand uit het westen van Nederland is het niet logisch dat de smalle, enigzins verharde strook aan de zijkant van een zandpad geen voetpad is maar een fietspad. En na wat onverwachte reacties van fietsers die mij van achter benaderen, ploeg ik korte tijd verder over mulle, modderige wegen tot ik bij de Appèlbergen kom. 

Pingoruïnes van de Appèlbergen
Hier in dit voormalig militair terrein liggen een aantal poelen waarvan onderzoek zal bepalen of dit nu echt pingoruïnes zijn. Pingoruïnes zijn eigenlijk een soort ingestorte soufflés, dat wil zeggen het bolletje is een holletje geworden waarin water zich heeft verzameld. De pingo was ooit een heuveltje in de tijd van de permafrost. In het heuveltje zat een ijslens die door verdere aanwas van ijs kon groeien. Met het smelten van de ijslens, zakte het heuveltje in en ontstond een poeltje met water, een pingoruïne. Maar pingoruïne of niet, als ik bij een grote poel sta, valt ook hier het hemelwater weer losjes naar beneden.


Opdrogen en doorlopen
Druipend van het water kom ik aan bij mijn lunchadres de Appèlbergen. Na een big size tosti en gemberthee om op te warmen, ga ik opgedroogd weer op weg. Er is zoveel te zien en zoveel om bij stil te staan maar ik moet ook gewoon op mijn horloge kijken en de pas erin houden. Waar ik wel bij stil sta is Landgoed Blanckenborch. Het is een uniek verhaal en een uniek gebied. Blanckenborch is het resultaat - levenswerk wellicht - van een echtpaar wat in de jaren 80 van de vorige eeuw een afgebrande boerderij kocht. Door regelgeving gedwongen - het was een boerenhoeve - startte de nieuwe eigenaar een boerenbedrijf met Limousinrunderen. Van lieverlee kocht en verruilde hij percelen grond waarmee het landgoed veranderde in een natuurgebied. Zo ontstond het huidige Blankenborch. Ook groeide het aantal runderen die ingezet werden voor de begrazing van verschillende natuurgebieden. Tijdens het bewerken van het land kwamen zwerfkeien aan de oppervlakte. Op mijn route kom ik een gedenkteken tegen, gemaakt van die keien met daarop de tekst: "Ik droomde dat ik langzaam leefde, langzamer dan de oudste steen" (Tijd - Vasalis). Ik loop weer door en weet dat ik het landschap tekort doe.




Van Groningen naar Drenthe
Ik voel en merk er niets van - geen bordje die het aankondigt of ik heb het gemist - maar tussen het Noordlaarderbos en heidegebied Vijftig Bunder passeer ik de provinciegrens van Groningen met Drenthe. Dan weet ik ook dat ergens in het open gebied van de Vijftig Bunder grote grazers lopen. En daar heb ik het niet op. Maar ik laat het er niet om. Ook  nu lees ik de gebruiksaanwijzing op het bordjes hoe om te gaan met deze grote grasmaaiers maar ik voel me er niet gerust op. Een klein zuchtje van opluchting ontsnapt me als blijkt dat ik ze niet tegenkom. Mijn volgende korte stop, het is iets na drie uur in de middag, houd ik aan de rand van een kleine, besloten zandverstuiving. Ik voel dat het weer warmer, zonniger en vooral droger gaat worden. 






Ontmoeten
Als ik de provinciale weg onderdoor loop, ga ik linksaf het bos weer in zodat het lawaai van de autoweg snel wegebt. Langs drie grote plassen gaat de route. Het is een drukte met alles wat vleugels heeft: libellen, vliegjes, mugjes en vogels. Groot is het contrast tussen deze plassen en de onnatuurlijk rechthoekige bak water van een camping. In het natuurbad wordt spaarzaam gezwommen en gevist. Ook daarin is het verschil groot. Vandaag zie ik landschap veranderen van het weidse, vlakke land van Groningen in het glooiende, geborgen landschap van Drenthe. Steeds liep ik met de Drentsche Aa ergens rechts van mij. Nu, voorbij het natuurbad aan De Vledders, ontmoeten we elkaar voor het eerst.



Eindpunt
Ik kom aan mijn eindpunt voor vandaag. Op het kruispunt waar vele wandelwegen samenkomen, ligt een wit bruggetje. Eronder stroomt met een lieflijke traagheid en aandoenlijke kolkjes het water van de Drentsche Aa. Eigenlijk heet het hier het Schipborgse Diep maar dat is minder leuk voor het verhaal. Het naastgelegen, gelijknamige restaurant heeft een gouden stek met een terras tot aan het water. Het is rustig maar er is een bruiloft gaande en dat levert gezelligheid, gelach, zang en het  klinken van glazen op. Hier plof ik neer en verwen mijzelf met een groot glas (alcoholvrij) bier en een dikke Drentsche hamburger met friet. Die calorieën loop ik er wel weer vanaf. De teller staat op 20 kilometer. Alleen nog een korte wandeling naar mijn overnachtingsadres. Morgen volg ik de Aa verder in zuidelijke richting langs de oostelijke kant. Boven mijn hoofd breekt nu de zon definitief door.





Verder lezen? Klik dan hier.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten