3 juni 2020 | Ommetje door de polders


Wie Lisse zegt, denkt aan bloeiende bollenvelden en de Keukenhof. En dat is ook zo. Bollen worden sinds de tweede helft van de 19e eeuw geteelt op geestgronden, afgegraven duinzand. Minder bekend is dat Lisse ook op veengrond ligt en polders heeft. Vandaag loop ik door die polders, langs en over boerenland met fascinerende namen als Poelpolder en Rooversbroek, op zoek naar tekens in het landschap. Het is een route van klaphekjes en overstapjes, grotendeels onverhard, zo'n 11 kilometer lang, maar overal goed begaanbaar. En steeds met de Ringsloot in de buurt.

Tijdreis
Dus verruil ik voor een dag de oude duingrond van mijn recente ommetjes voor veengrond en maak ik een soort tijdreis, de beleving van nu met aandacht voor vroeger. Ik begin bij een viaduct. Het bijzondere aan deze 20e-eeuwse toegangspoort is dat ik in een paar stappen van het dorp in het 'buitengebied' kom en ook meteen op poldergrond sta. Zelfs de weg gaat hier opvallend snel naar beneden. Stel niet meteen een groene oase van boerenland voor, idyllisch met boerderijen en koeien. Dit veengebied is vanaf de 60-er jaren volgebouwd met woningen. Het versteende gebied kreeg de naam Poelpolder, later aangevuld met Poelpolder-zuid. Maar niets is wat het lijkt. 


Blik terug
Met het zicht op al die bebouwing is moeilijk voor te stellen dat hier ooit tot in de wijde omtrek een lappendeken aan polders en plassen heeft gelegen. Zo lag er zo'n 400 jaar geleden een plas (poel) die zich uitstrekte van hier tot aan Sassenheim, de samengevallen Noord- en Zuidpoel. Voorbij die plas lag een eiland, de polder Rooversbroek. De Poel had maar twee smalle vaarverbindingen naar het veel grotere Leidse of Haarlemmer Meer achter de Rooversbroek. Waar ik sta was het de Greveling, en waar ik naar toe loop, het Hellegat bij Sassenheim. Een eeuw later was niet alleen de drassige Rooversbroekpolder drooggemalen door windmolens maar ook beide Poelen waren drooggemaakt en heette vanaf toen de Bedijkte Lisser Poelpolder. De Poelpolder werd omringd door een dijk met het boezemwater de Ringsloot (ook Voorring- of Rijnsloot genaamd). De Poelpolder en de Rooversbroekpolder waren toen nog van elkaar gescheiden door het water van de Ringsloot. Op verschillende plekken stonden poldermolens of wipmolens om de inklinkende veengrond blijvend droog te houden. Dit 17e-eeuwse beleggingsproject werd mogelijk gemaakt door Leidse kerkbesturen en rijke investeerders uit de stad. Slechts een enkele investeerder ging er wonen, de anderen verkochten de verworven grond snel door. Die koopmanslust heeft de tand des tijds goed doorstaan.

Blik vooruit
Nog even over die woonwijk voor ik van start ga. Dit buitengebied is vanaf 1960 in etappes tot stand gekomen. Uiteindelijk zijn beide polders met het dempen van het oostelijk deel van de Ringsloot aaneengeklonken. Het huidige bebouwde gebied draagt de naam Poelpolder en Poelpolder-zuid, terwijl verhoudingsgewijs de Rooversbroekpolder de meeste bebouwing kreeg. What's in a name. Ik neem je mee om te laten zien hoe groen het desondanks is gebleven. Volgens mij hebben we dat voor een heel groot deel aan de boeren te danken. Ik hoop echt van harte dat het groene deel van beide polders - ingeklemd in een volgebouwde Randstad - verdere bebouwing bespaard blijft. Het verdient bescherming en wijsheid en visie van lokale en regionale besturen, ontwikkelaars, boeren en buitenlui.

Maar nu gaan we lopen! 

Noordpoel
Voorbij de brug waar de Greveling en de Ringsloot samenkomen, ga ik rechts door het eerste klaphek. Hier begint mijn poldertocht. Ik loop aan de westkant van die grote Poelpolder richting het zuiden, richting Sassenheim.


Met een beetje sluierbewolking is het niet zo warm als de dag ervoor maar de zon laat zich geregeld zien. Het is lekker wandelweer en mooi genoeg voor wat plaatjes. Een moedereend steekt met haar kroost meteen van wal als ik langsloop en zwemt beschermend tussen haar twee pulletjes en mij in. Ik zie de witte waterlelie hier groeien en bloeien, een goed teken over de waterkwaliteit.



Zemelpolder
Hoewel het hele ommetje wandelknooppunten heeft, wijst het pad over de dijk zich vanzelf, ik houd voorlopig de Poelpolder links en de Ringsloot rechts van mij. Aan de overkant van het water komt de Zemelmolen in zicht, een mooie herbouw. Ook hij looste zo nodig het water in de Ringsloot maar dan vanuit de Zemelpolder aan de overkant. Deze ooit groene polder kent alleen nog het landje van Schrama, een te beschermen stukje boerengrond in een verder volledig bebouwd gebied. Voor de komst van de stenen molen stond er een wipmolen, de noordelijke voorganger. Ik loop dus tussen twee polders in. Voorbij de molen is de dijk onderbroken vanwege een kruisende weg. Ik ga door het klaphek en steek de Poellaan over. Het is de eerste van de drie Poellanen die mijn weg zullen kruisen.


Het tweede deel van de dijk voert me langs het middenstuk van de Poelpolder.  Aan weerskanten is volop bebouwing en dat geeft ondanks de ruimte op de dijk een beetje een opgesloten gevoel. Links liggen eensgezinswoningen en hoge flatgebouwen uit de jaren 60. Rechts, aan de overkant van de Ringsloot ligt een bedrijventerrein. En hoewel volgebouwd heet het daar ook nog de Zemelpolder. Vanaf deze kant kijk je vooral tegen de achterkant van de bedrijfspanden, meestal niet de meest representatieve kant. Maar het pad loopt goed, verkeersgeluiden zijn ver weg en het is nog geen hondenuitlaatspitsuur in dit losloopgebied.


Uit het meer
Van rechts sluit hier de Vennesloot zich aan bij de Ringsloot. Het is tegenover deze historisch belangrijke sloot - transport ging toen veelal over water - dat een van weinige investeerders, zo niet de enige, als kers op de taart zijn buitenhuis Uytermeer of Uitermeer (uit het meer) heeft laten bouwen in de bedijkte Poelpolder, de droogmakerij. Heel lang heeft het er niet gestaan, zeker niet zo lang als de gerestaureerde boerderij onderaan de dijk verderop. Hoewel ik niet weet of deze boerenwoning rechtstreeks stamt uit 1600-nogwat. De naam Uitermeer is niet verloren gegaan. Behalve een straat en een mavo-school is op de plek van de school kort geleden een lomp appartementengebouw neergezet. Als een feniks uit de as, met de wil van een gemeente en een projectontwikkelaar is een teken in het landschap gemaakt als herinnering aan dat buitenhuis uit de 17e eeuw, een pionier in een pionierslandschap. Ik vraag me af of er een plaquette is aangebracht wat deze plek markeert. Een echt tastbare herinnering, behalve de beschrijving in de oude boeken, is de gevelsteen uit 1642 aangebracht in de hal van het complex. 



Aan de overkant doet de Zemelpolder nog steeds mee. Ik werp nog even een blik over mijn schouder,  de flats op de achtergrond en links het distributiecentrum van onze kledinggigant voor de smalle beurs. In het midden van die blauwe blokkendoos stond ooit wipmolen nummer twee, de zuidelijke voorganger. Ik loop gauw door. Voorbij de stokoude boerderij van Langeveld verlaat ik het meest bebouwde deel van de Poelpolder en loop nu echt het boerenland in. Als vaste waarde houd ik het dijkpad aan en het water aan mijn rechterhand.



Buitengebied
De bedijkte Lisser Poel is langgerekt maar niet ovaal zoals de Haarlemmermeer. De Ringsloot slingert waardoor je blik op de horizon steeds verandert. Het vertelt mij iets over de periode van inpolderen lang voor de kaarsrechte polderlijnen van later. Nu maak ik een ruime bocht naar rechts en aan alle kanten kijk ik uit over weilanden of bollenvelden. Rechts zit in een veld een aalscholver langs de sloot, grazen verderop wat dikke boerderijganzen en ligt meer vooraan een groepje koeien ontspannen in het gras. Achter deze levende have, zie ik in de verte het dak van het Huys Dever. 



Links kijk ik richting Poelpolder-zuid, de huidige rand van de bebouwing. Maar niet voor lang, als het aan de gemeente ligt. In dit stuk poldergroen met de naam Geestwater - is dat de historische naam of een eufemistische aanduiding voor een nieuw bouwproject? - komen hier als het aan de gemeente ligt zo'n 350 woningen. Met het laatste onbebouwde deel van de Zemelpolder zelfs bijna 500 woningen. Daardoor komt het oudste gebouw van Lisse, huys Dever, volledig ingeklemd te liggen in de hedendaagse bebouwing. De provincie Zuid-Holland heeft er - goddank - een stokje gestoken. En dat weer tot grote ergernis van de gemeente. Het is sinds een jaar opvallend stil over dit onderwerp. Ik ben niet tegen ontwikkeling en ik begrijp de woningnood maar dit raakt me. Ik ervaar dat gemeenten in hun uitverkoop steeds meer happen en hapjes uit groene gebieden laten nemen. Veelal zonder te kijken of het te bouwen gedrocht een aanwinst is voor een groene omgeving. Ik zie het om me heen gebeuren. Langzamerhand ontstaat een groot verstedelijkt gebied. Binnenkort kan de Duin- en Bollenstreek haar naam wel opdoeken. Door maar, op naar het volgende groene stuk. Wandelen in eigen omgeving is heel vertrouwd, soms iets te vertrouwd. 


Tekens in het landschap
Ik geniet van tekens in het landschap als stille getuigen dat het de mens ondanks vooruitgang niet lukt zijn omgeving volledig naar zijn hand te zetten. Het zijn tekens die blijven terugkomen. Zo las ik dat bij de huidige droogte het oude krekenlandschap van Zeeland zichtbaar wordt in de glad- en rechtgetrokken weilanden en akkers. Tekens hebben vaak een reden, een doel, een oorsprong. Links in het land, recht tegenover de aansluiting van de Wassergeestervaart of Staalsloot met de Ringsloot, staat een geriefbosje. Overigens verwijzen de namen van de sloot naar een voormalige buitenplaats en haar belangrijke, 19e-eeuwse eigenaar Van der Staal. Ik kan me zo voorstellen dat het geen toeval is dat het bosje precies daar staat. Zo'n gerief- of hakhoutbosje zorgde voor brandstof en materiaal om gereedschap van te maken. Transport vanaf land ging vooral over water en deze zijsloot leidt rechtstreeks naar de voormalige buitenplaats Wassergeest.  



Op dit punt is goed het verschil te zien tussen veen- en zandgrond: het lage veen aan de polderkant en aan de overkant van het water de zandgrond voor de bollenteelt. Hier eindigt de Zemelpolder. Maar de Poelpolder reikt nog een heel stuk verder. 



Rooversbroek
Ik ben ongeveer halverwege. Dat blijkt ook wel want ik nader weer een kruisende Poellaan, de tweede om precies te zijn. Via het overstapje klim ik over het hek. Vermoedelijk sta ik nu op het smalste deel van de polder. Maar er moet gekozen worden. De Ringsloot gaat onder de Rooversbroekbrug verder naar het zuidelijke deel van de Poelpolder. Als ik wil, kan ik aan de overkant verder over de dijk. Maar daar kies ik niet voor want ik weet dat het een korte omweg is door het weiland en me terugleidt waar ik nu rechtstreeks naar toe loop. Het liefst zou ik de dijk helemaal tot aan Sassenheim willen volgen maar verderop grenst het land te veel aan privé-gebied of maakt er deel van uit. Voor nu neemt het een flinke hap uit mijn tocht over de dijk. Hopelijk is het in de toekomst wel mogelijk.



Ik sla dus linksaf en loop over het fietspad van de 2e Poellaan richting een groep hoge bomen. Daarmee steek ik de polder dwars door. Bij de bomen eindigt de Poellaan in een Y-splitsing. Dat is geen toeval. Haaks op de Poellaan lag namelijk ooit de oostelijke dijk met de (Achter-) Ringsloot, de Rooversbroekpolder daarachter. Maar als boezemwater werd het overbodig, vermoedelijk door de aanwezigheid van de grote Ringvaart - om het drooggemaakte Haarlemmermeer - en de wil om de Poelpolder te bebouwen. Met het dempen van de sloot en het slechten van de dijk halverwege de vorige eeuw raakten de Poel- en Roversbroekpolder vanaf toen aaneengesloten. 

Aangekomen op de Y-splitsing volgt de Rooversbroekdijk links en rechts de loop van het gedempte water en de geslechte dijk. In deze hoek stonden lang geleden twee poldermolens, een ondermolen en een bovenmolen, om de poel droog te malen. Daardoor heb ik nu vaste grond onder mijn voeten. Ik ga hier naar rechts. De aanwezigheid van de dijk is nog te zien aan een verhoging in het land, een soort terp, op de plek waar de hoge bomen staan. Verderop staat nog een huis op zo'n 'terp'.  


Eindelijk heb ik beide polders in zicht, rechts de Poelpolder en links de Rooversbroekpolder. Ook al is de omgeving niet te vergelijken met een woonwijk het maakt een wat rommelige bebouwde indruk door verschillende agrarische bedrijven, hoogspanningsmasten en verderop een manege en een autosloperij. Rechts is gelukkig een stuk landelijker. Vooraan, in het bollenveld ligt een bollenkweker voorovergebogen in het veld. Als ik het goed zie zit hij ambachtelijk op zijn knieën tussen het lange blad van opkomende gladiolen. Midden in de polder ontdek ik een historische boerderij. In de verte zie ik al de kenmerkende toren van de Engelbewaarderskerk, kortweg de Engelenkerk.




Ik volg de Rooversbroekdijk tot ik vlak bij de enige, overgebleven molen van de Poelpolder ben: de Lisserpoelmolen. Ik loop nu bijna tegen de dijk van de grote Ringvaart aan. Hier eindigt de Rooversbroekpolder in een klein puntje. Maar nog voor ik bij de Lisserpoelmolen ben, ga ik rechts over een houten ommetjes-bruggetje het weiland in. Stak ik eerst het smalste deel de Poelpolder door richting het oosten, nu steek ik deze waarschijnlijk op het breedste deel dwars door richting het westen. Vanaf nu heb ik de Engelenkerk als baken aan de horizon. 

Beneden de zeespiegel
Met het laagste punt op zo'n 3 meter beneden NAP loop ik nu echt in de polder. Daarmee ben ik ook zo'n 3 meter gedaald sinds mijn vertrekpunt in het dorp. Hier geniet ik van de weidsheid, de rust en dat doen de weidevogels ook. In de sloten kwaken de kikkers. Het is een drukte van belang en voordat het echt idyllisch wordt, daalt boven mijn hoofd een ijzeren vogel om te kunnenn landen op zijn nest in de Haarlemmermeer. Het blijft tenslotte de Randstad.






Bonte Kriel
En dat de polder laag ligt, merk ik ook goed als ik aan het einde van de doorsteek met een steile klim weer op de dijk bij de Ringsloot kom. Als ik me omdraai, met de sloot achter mij, kan ik vanaf hier de Zuid-poel overzien en neemt de molen een prominente plek in.


Aan de overkant van het water dient zich een polder aan met weer zo'n intrigerende naam: Polder de Bonte Kriel. Wat mij in de sloot opvalt zijn de tot moes gevaren of geslagen waterlelies. Hier bloeiden tot voor kort witte waterlelie en gele plomp door elkaar, het verwijderde blad ligt ten dode opgeschreven op de kant. De Ringsloot is namelijk een doorvaart voor pleziervaart van en naar de Kagerplassen. Het kan het werk zijn van schippers of gemeentewerken voor een nieuw vaarseizoen. Ik weet het, waterlelies overwoekeren met hun wortels en bladeren de sloten en zijn funest voor bootmotoren en schoepen. De waterplanten herstellen zich wel. Maar het moet tot voor kort een feest voor het oog zijn geweest die bloeiende waterlelies samen te zien met de gele lis op de oevers. Volgend jaar iets eerder in het seizoen gaan lopen.




Over de dijk loop ik verder richting Sassenheim, de bebouwing komt in zicht. Maar ook nummer drie van de Poellanen. Nog even een blik achterom over dit deel van de polder en het pestbosje onderaan de dijk. In tegenstelling tot een geriefbosje is een pestbosje omringd door een slootje. Hier werd niet gehakt voor gereedschap maar het dode vee begraven. Om de andere dieren niet te besmetten, zo was het idee, lag er een slootje omheen.


Na het oversteken van de derde Poellaan sta ik in het laatste stukje Zuid-poel. De Ringsloot gaat onder de Bonte Krielbrug door, de overkant is nog dezelfde polder. Op een driehoekig weitje rechts staan wat schapen met lammeren. Gewoon een wat incourant weitje zou je denken maar hier stond poldermolen de Bonte Kriel. Het is nog te zien aan de verkleuring in het gras en de verhoging in het landje. In het slootje ernaast ligt zijn compacte, elektrisch aangedreven vervanger. In het groepje witte schapen staat een bruine ooi, ze heeft twee witte lammeren. Mooie dieren. Ik blijf even naar ze kijken omdat moeder naar het water loopt. Ze zal niet het eerste schaap zijn wat te water raakt en verdrinkt door het gewicht van natte wol. Maar het is als snel duidelijk. Moeder houdt wel van een vers lelieblaadje. De tweeling kijkt op veilige afstand de kunst af. 




Hellegat
Hoe zuidelijker ik kom, hoe oorspronkelijker het gebied lijkt. Over een onzichtbare grens loop ik van de ene gemeente naar de andere. Vanaf hier behoort alles tot het grondgebied van Sassenheim, gemeente Teijlingen. Ik vraag me af wat de boer ervan vindt.


Zie ik rechts nog de koeien in het laatste stukje Krielpolder, voorbij het brede water van een zijsloot begint de Floris Schouten(- en) Vrouwenpolder. Een goed zicht op het fraaie buitenhuis Ter Leede krijg ik niet maar daar is het de eigenaar mogelijk om ook om te doen. Bovendien hebben de bomen een beschermde status. Ving ik onderweg een glimp op van het witte huis, wat ik er verder alleen mag zien is een zeer vintage look op de achterzijde van de bijbehorende boerderij met stal en de boer die zijn juist gemolken koeien weer uitgeleide doet. De dames hebben er lol in, ze rennen en springen alsof het eerste weidedag is. 




De kerktoren van Sassenheim komt nu echt dichtbij maar ook de autoweg N44. Het is een kruispunt van op- en afritten maar op deze afstand heb ik er geen last van. Dat geldt niet voor het Dallas-huis wat ik op het bijna allerzuidelijkste puntje tegenkom. NIMBY komt bij me op. NIMBY betekent Not In My BackYard en slaat op bouwplannen als windmolenparken. Iedereen vindt windenergie goed en belangrijk tot er een bij je in de buurt wordt gebouwd: niet in mijn achtertuin. Niemand wil dat. En dus kiezen de gemeenten, de provincies, het rijk voor locaties zo ver mogelijk uit hun eigen gebied vandaan, naar de erfafscheiding van de buren. Dan kijken de buren er maar tegenaan. Hier staat een schoolvoorbeeld aan de overkant. Ik wend mijn hoofd af en richt mijn blik naar het midden van de polder, schud een paar keer met mijn hoofd en laat het los. Er is genoeg te zien waar ik wel blij van word.


Zoals die dikke, witte bul van een stier die onverstoorbaar op het laagste punt van de polder ligt te luieren in de zon. Alsof hij sinds mensenheugenis hier ligt. Verderop in wat hogere begroeiing drukken twee hazen zich plat tegen de grond. In het water zwemt een fuut.


Hier, in de meest zuidelijke punt van de polder zoekt de Ringsloot onder de brug verbinding met de Sassenheimer Vaart. Geografisch en historisch vast niet juist maar dit is zeg maar het Hellegat, de zuidelijke aansluiting van de voormalige Lisserpoel met het Leidse Meer, nu de Kagerplassen. 


Vanaf daar slingert de Ringsloot langs de oostkant weer terug in de richting van de Lisserpoelmolen. Het dijkpad doet gewoon mee. Tot aan de molen is alles aan de overkant de Hellegatspolder. Hoewel de herkomst van de naam niet helemaal zeker is, was het vast niet positief bedoeld. Misschien kon het er spoken, kwamen er meerdere stromingen bij elkaar en was het risicovol om te varen. Ik ondervind er allemaal geen hinder van. De overkant lijkt niet anders te zijn dan waar ik loop, behalve dat het een stuk hoger moet liggen. Ik slinger met de dijk eerst met een flinke bocht naar links, vervolgens naar rechts en weer naar rechts. Zo komt de Ringvaart dichterbij. Ik zie het aan de mast van een voorbijvarend zeilbootje op weg naar de Kagerplassen.




Ringvaart
Mensen met verstand van weidevogels kunnen hier vast hun hart ophalen. Ik doe af en toe een poging maar onwetend blijven heeft ook voordelen. Het loopt zo lekker door. En dan sta ik voor de laatste keer deze tocht voor een overstapje, maar liefst een hele brede en stevige. Ik ben terug bij de Derde Poellaan, steek deze over en ga rechtdoor op het fietspad van de Rooversbroekdijk, parallel aan de Ringvaart. Zonder dat ik er erg in had, heb ik de Ringsloot achter me gelaten. Hij stopt gewoonweg, althans voor het oog en dan nog het oog wat erop let. Het is een kort stukje tot de molen. Hij ligt op een verhoging aan de Ringvaart, het kleine haventje voor de deur staat hiermee in verbinding.  




De verharde weg heet ook hier weer Rooversbroekdijk en dus lagen de oude dijk en Ringsloot hier. Ik ben weer terug op het punt van het ommetjes-bruggetje. Maar ik volg niet de hele Rooversbroekdijk terug want bij de Middenweg sla ik rechtsaf. Eigenlijk volg ik liever de dijk van de Ringvaart omdat deze redelijk de oude grens van de Rooversbroekpolder volgt. Maar de Ringvaartdijk is pas verderop toegankelijk. Ik loop wel door de Rooversbroekpolder. Het is niet voor te stellen maar er zijn plannen om hier een verbinding te maken over de Ringvaart tussen de N44 in de Haarlemmermeer en de tweede Poellaan. Aan het eind van de Middenweg, vlak voor de bebouwde kom, sla ik rechtsaf en loop over het schelpenpad naar de Ringvaartdijk. 

Liever loop ik over de dijk langs de Ringvaart dan dwars door de bebouwde kom. Ik passeer de waterzuivering en verderop de jachthaven. Op dit punt raakte de Ringsloot voor de demping hier de Ringvaart en betekent het einde van de Rooversbroekpolder in het noorden.




Greveling
Voorbij de jachthaven mondt een breed water van links uit in de Ringvaart. Het is de Greveling, de doorvaart van de voormalige Lisserpoel op het Haarlemmer Meer. Hier neem ik afscheid van de Ringvaart en volg de Greveling richting het dorp, mijn vertrekpunt. De oeverplanten staan hoog. Aan de overkant zitten 5 grote mantelmeeuwen te wachten tot het eten zich aandient.



En als ik dan het laatste stukje zo verder kuier - heerlijk zonnig en in de luwte - en in de verte de toren van de hoogste kerk van het dorp zie, betekent dat ook het einde van de tocht. In de schaduw van een boom staat een Canadese gans er een beetje verloren bij. Ik kijk om me heen om te zien waar de andere ganzen zijn. Mogelijk is dit het mannetje wat de wacht houdt tijdens het uitbroeden van de eieren door het vrouwtje. Misschien is ze er stiekem vandoor.

Liep de Greveling vroeger onder het viaduct door tot in de Haven, nu eindigt het in een klein hoekje voor het viaduct. Maar het water staat niet stil. Het staat onder de brug in verbinding met de Ringsloot, waar ik vertrok. Mijn tocht zit erop. Als ik goed heb geteld ging ik door 6 klaphekjes, klom over 5 overstapjes en liep over 1 houten bruggetje. Nog even door de poort en ik ben weer terug in het hier en nu, op zandgrond en zeespiegelniveau.






Geen opmerkingen:

Een reactie posten