Sinds mijn ommetjes ben ik fan van de bonte specht, een echte bosbewoner. Of hij nou op zoek is naar eten, een vrouwtje versiert, een huis bouwt of zijn grenzen aangeeft, met zijn snavel timmert hij er flink op los. Ondanks dat het om een beschermde soort gaat - of juist dankzij - heb ik me voorgenomen om er deze week een te vangen.
Vangen met mijn camera dan toch en inmiddels weet ik waar ik de meeste kans maak. Hij heeft zijn favoriete plekken. En dus komen de zwart-witte vlieger met zijn rode broek en ik elkaar bijna dagelijks tegen, in of net buiten het bos. De beste kans kreeg ik toen hij, heel dichtbij, tegen een boomstam zat geklemd. Maar hij wist de stam perfect tussen ons in te houden. Fotograferen lukt niet en snel als hij is met zijn golvende vlucht, krijg ik nooit het antwoord - een rode vlek in de nek - of ik paps of mams zie. Soms zie ik er twee bij elkaar. Ik vind dat geweldig maar voor de spechten gaat dat niet van harte. Op een bospad boksen er twee met hun borsten tegen elkaar uit nijd, tot een ervandoor gaat. Een opvliegend karakter. En erg territoriaal. Een andere keer openen ze de jacht op elkaar en schieten als twee pijlen tussen de boomstammen door. Maar meestal hoor ik alleen in de verte zijn hamertje-tikgeluid.
Er is nog een vogel die mijn snapshot-behoefte uitlokt. En ik hoef er de deur niet voor uit. Als de meikevers op een warme, zonnige dag in grote getale mijn ligusterheg uitvliegen, is dat voer voor de ekster. Hij heeft er een dagtaak aan. Hij vliegt af en aan en in het volle zonlicht valt op dat zijn verenpak niet zwart-wit is. Met iriserend blauw in vleugels en staart is hij een plaatje om te zien. Met zijn kop schuin, een oog omhoog gericht en zijn opvallend hippend loopje trippelt hij langs de heg, heen en weer, heen en weer. Intussen speurt hij naar de geringste beweging. Plots springt hij op en hebbes, de volgende kever is binnen. Of hij springt bovenop de heg en plukt daar een snackje uit het groen. Maar zo gedreven als hij is, hij laat zich, net als de specht, slecht in een foto vangen. Hij heeft vast een 6e zintuig. Bij de geringste beweging die ik maak, gaat hij er als een haas vandoor.
Hazen zijn overigens het enige wild die even willen poseren. Twee stuks, mijn eerste 'geschoten' wild. Ik was er niet op uit. Ik had ze niet verwacht. Zij mij ook niet. Van schrik bevroren ze voor mijn lens. En als ze uit beeld zijn en ik mijn camera heb weggestopt, zie ik ze iets verderop weer terug, met meer. Ik tel vijf grote hazen, springend en dartelend over en om elkaar heen. Geen foto, wel een mooie plaatje.
Zou ik geloven dat een dier wat spontaan je pad kruist een diepere betekenis heeft, zou de haas mij vertellen dat ik dicht bij mezelf moet blijven. Maar de spirituele sites zijn hier onderling nog niet over uit. Ook de specht kruist regelmatig mijn pad. Wat probeert die me te vertellen? Ik lees dat hij in staat is mij te laten zien hoe ik een goede basis leg in mijn leven. Hoe goed ik in staat kan zijn mijn leven vorm te geven, nieuwe wegen te bewandelen - ja graag! maar een klein detail, corona, lockdown, je weet wel? - zolang ik durf te vertrouwen. Maar wacht even, laat het nu niet de specht zijn die mijn pad kruist, ik kruis het pad van de specht. Juist omdat hij spechtig is, wekt hij mijn interesse. Wil ik hem vangen met mijn oog en lens. De specht zoekt niet mij, ik zoek de specht, en fotograferen blijkt een onmogelijke opgave. In de onderklasse van amateuristische fotografen is dit is de beste foto die ik hier kan delen. Als het al een specht is. Hoe genant.
De specht laat ik voor wat hij is, voorzichtig en snel. Maar als je het minst verwacht, komt er dankzij een of andere natuurwet toch wat op je pad. Letterlijk. Aan de andere kant van het bos scharrelen twee gaaien vlak voor me op de grond. Misschien zijn ze nog jong, misschien is het vader of moeder met jong, ik kan het niet zien. Ik duik weg achter een boom, camera in de aanslag. En van de tientallen keren dat ik met mijn toestel klik, zijn dit de beste resultaten. Ik heb nog een lange weg te gaan.
Ik vind het dus verdomd lastig, zachtjes lopen, camera in de aanslag houden, op een vogel inzoomen en dan ook nog op het juiste moment het knopje indrukken. En over het zacht lopen gesproken. Ik lijk eerder een olifant in een porseleinkast. In plaats van de rustige, lichte tred van een ree die natuurfotografen eigen behoren te maken, stamp ik, schop ik onbedoeld steentjes weg en kraken takjes onder mijn voeten. Want ik kan niet tegelijk zien waar ik loop en omhoog kijken in de hoop dat een vogel voor mij poseert. Met mijn lompe loopgedrag hebben zij mij vast vele malen eerder in het snotje. Na een tijdje frustreert het een beetje. Fotograferen is immers een vorm van beheersen, van controle uitoefenen. Onbewust denk ik grip op dat moment te krijgen als ik een foto maak. Het unieke vastgelegd, om in een doosje te stoppen en terug te halen als ik dat wil. Ik wil te veel, verwacht te veel en juist dan lukt het niet. Daar is vast een andere natuurwet voor. Op die momenten gebruik ik de natuur om mijn gedrag te spiegelen, zoals de buizerd in de lucht en het muisje op de grond. Een buizerd zweeft hoog en beziet met rustige rondjes zijn wereld in grote lijnen. Tegelijkertijd heeft hij een oog voor details op de grond. Een muisje daarentegen, ziet klein als hij is en dicht bij de aarde tegen de wereld op. Vrijwel alles is groter dan hij en lijkt dan ook meer van de details te zijn. Zo verplaats ik me in hun kijk op de wereld. Dat helpt als het gaat om loslaten. Ik beheers de wereld in het bos niet. Ik beheers niet eens mijn eigen leven. Dat bewijst zich door hoe kwetsbaar mensen nu zijn bij een vrijwel onbeheersbaar virus. Ook ik probeer invloed uit te oefenen, handenwassend, afstandhoudend. Terwijl ik zo verder loop, schud ik letterlijk mijn handen even. Alsof er aan allebei een pleister zit die niet wil loslaten. Dat helpt. Denk nou niet meteen dat er iemand dagelijks handenwapperend door het bos loopt. En zo ja, dan ben ik het, druk bezig met vogels fotograferen.
Zorg voor jezelf. Hou vol.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten