Het is een absurde tijd. Mensen vallen om van koorts of ze slepen bouwmateriaal en wc-papier naar hun huizen. Zeker is dat ze er de komende tijd lang doorbrengen. Op facebook kondigt de een na andere organisatie aan dat hun wandeltocht vervalt. De annuleringen breiden zich verder uit in de tijd. Ook wandelvakanties moeten eraan geloven. Niet door een vertrek nabij maar vanwege het nu organiseren van een tocht later. Ook voor mij geldt het aanpassen en uitstellen. Had ik al iets ervaring met drie stormen op rij, nu legt een virus met een kroontje het maakbare leven plat. Dus loop ik niet de volgende twee etappes van het Natuurpad of sluit ik aan bij de wekelijkse wandelgroep maar val ik terug op individuele ommetjes in de buurt. Het kan erger.
Voor de duidelijkheid: ik heb geen vastgesteld corona. Ik hoest en proest al sinds ik mijn griepprik kreeg, ver voor de winter begon. Ik voel me gezond, heb geen koorts en toch zet ik mijn leven op een iets lager pitje. Als forens slaap ik nu langer. Mijn reistijd naar kantoor is slechts de trap van boven naar beneden. Ik drink veel water, eet gezond(er) en blijf vooral lopen. Niet te veel en niet te lang; mijn idee van vatbaarheid vermijden. Wellicht onlogisch, maar wat helpt logica momenteel? Technisch gezien hoor ik misschien bij een risicogroep, zou ik zelfs in huis moeten blijven maar ik weiger me op te sluiten. Ik word gedwongen een winterslaap te houden terwijl de lente mij elke dag naar buiten lokt. Het contrast kan niet groter in dit seizoen in deze streek. Dus ga ik dagelijks van huis, op momenten dat ik zo weinig mogelijk mensen tegenkom. Op uren dat het stil is op straat. Als andere mensen eten: in de ochtend, tussen de middag of aan het begin van de avond.
Telkens als ik het zelfopgelegde rondje loop, kom ik evengoed de ander tegen. Die wil ook lopen op dit tijdstip en denkt er misschien hetzelfde over. En toch lijkt er iets veranderd in ons contact. Diegene kijkt anders naar me. Of ik verbeeld het me. Misschien ben ik het die anders kijkt. En ontstaat zo een vermijden, een wantrouwen, een angst. We lopen om elkaar heen zo breed als het pad het toelaat. Soms zelfs tot op de weg. En als we dat weigeren, om welke reden ook, roept het een schijn van irritatie op. Want we dringen elkaars door het RIVM opgelegde, persoonlijke ruimte van minimaal 1,5 meter binnen. Zelfs een mobiel matrixbord helpt ons dat te herinneren onderweg. Maar er gebeurt nog iets. We schatten elkaar in maar passeren zwijgend. Waarom? Ik weiger dit en begroet. Bewust. Ik maak van mijn sociale onthouding geen asociale omgang. Dit is het minste wat ik jou als mens nu kan bieden. Ziek of niet. Een simpel 'hallo' als in 'ik zie jou'.
Dus, ondanks dat ik een beetje snotterig en kucherig ben, ga ik naar buiten. Het dient een bijkomend doel. Als ik wil bijdragen aan de beoogde groepsimmuniteit moet ik mijn risico van een 1-op-2 besmetting aangaan. Een kwestie van besmetten of besmet worden. Misschien dans ik op een dun koord tussen gezond blijven en ernstig ziek worden. Misschien daag ik het virus uit en zoek tegelijkertijd naar de zekerheid gezond te blijven. Maar ik heb het buiten zijn en het lopen nodig om voor langere tijd een gedwongen hibernatie het hoofd te kunnen bieden. Ermee om te gaan. Anders. Bewuster.
Voor de duidelijkheid: ik heb geen vastgesteld corona. Ik hoest en proest al sinds ik mijn griepprik kreeg, ver voor de winter begon. Ik voel me gezond, heb geen koorts en toch zet ik mijn leven op een iets lager pitje. Als forens slaap ik nu langer. Mijn reistijd naar kantoor is slechts de trap van boven naar beneden. Ik drink veel water, eet gezond(er) en blijf vooral lopen. Niet te veel en niet te lang; mijn idee van vatbaarheid vermijden. Wellicht onlogisch, maar wat helpt logica momenteel? Technisch gezien hoor ik misschien bij een risicogroep, zou ik zelfs in huis moeten blijven maar ik weiger me op te sluiten. Ik word gedwongen een winterslaap te houden terwijl de lente mij elke dag naar buiten lokt. Het contrast kan niet groter in dit seizoen in deze streek. Dus ga ik dagelijks van huis, op momenten dat ik zo weinig mogelijk mensen tegenkom. Op uren dat het stil is op straat. Als andere mensen eten: in de ochtend, tussen de middag of aan het begin van de avond.
Telkens als ik het zelfopgelegde rondje loop, kom ik evengoed de ander tegen. Die wil ook lopen op dit tijdstip en denkt er misschien hetzelfde over. En toch lijkt er iets veranderd in ons contact. Diegene kijkt anders naar me. Of ik verbeeld het me. Misschien ben ik het die anders kijkt. En ontstaat zo een vermijden, een wantrouwen, een angst. We lopen om elkaar heen zo breed als het pad het toelaat. Soms zelfs tot op de weg. En als we dat weigeren, om welke reden ook, roept het een schijn van irritatie op. Want we dringen elkaars door het RIVM opgelegde, persoonlijke ruimte van minimaal 1,5 meter binnen. Zelfs een mobiel matrixbord helpt ons dat te herinneren onderweg. Maar er gebeurt nog iets. We schatten elkaar in maar passeren zwijgend. Waarom? Ik weiger dit en begroet. Bewust. Ik maak van mijn sociale onthouding geen asociale omgang. Dit is het minste wat ik jou als mens nu kan bieden. Ziek of niet. Een simpel 'hallo' als in 'ik zie jou'.
Dus, ondanks dat ik een beetje snotterig en kucherig ben, ga ik naar buiten. Het dient een bijkomend doel. Als ik wil bijdragen aan de beoogde groepsimmuniteit moet ik mijn risico van een 1-op-2 besmetting aangaan. Een kwestie van besmetten of besmet worden. Misschien dans ik op een dun koord tussen gezond blijven en ernstig ziek worden. Misschien daag ik het virus uit en zoek tegelijkertijd naar de zekerheid gezond te blijven. Maar ik heb het buiten zijn en het lopen nodig om voor langere tijd een gedwongen hibernatie het hoofd te kunnen bieden. Ermee om te gaan. Anders. Bewuster.
Het is 8 uur zaterdagochtend, mijn zevende wandeldag op rij. De zon schijnt aan een blauwe, vrieskoude hemel en het is vreemd stil op straat. Buiten het dorp - nog steeds coronavrij - loop ik langs de lentetentoonstelling die vandaag haar poorten zou openzetten. Na 60 jaar komt er geen opening. En geen bloemencorso. Geen verkeersinfarcten, geen toeristen die in de weg lopen, fietsen, staan, rijden en ondanks het verbod hele families in kleurrijke bollenvelden fotograferen voor nog meer families thuis. Maar dit jaar ook geen streek in bloei om te delen terwijl ze juist in de lente op haar mooist is. De bloemenkramen - het zijn er maar twee - zijn sinds vandaag open. Geen dagjesmens of toeristenbus in zicht. Ik vind het een onwerkelijke gedachte en een surrealistisch beeld. Maar ook een manier van ernaar kijken. Het is een gewone zaterdag. Als ik de opening een week verder denk. Het blijft aanpassen.
Ik loop door. Elke dag vrijwel hetzelfde rondje. En toch is geen dag hetzelfde. Elke dag ontdek ik meer oog voor details. Dezelfde dingen vallen anders op. Hyacinten kleuren per dag iets meer blauw en narcissen eisen op velden en in bermen schreeuwendgeel hun aanwezigheid op. Wilgen, krentenbomen, elsen botten elke dag een beetje verder uit. Een varieteit aan vogels laat meer van zich horen nu vliegtuigen, auto's, motoren, vrachtwagens en bussen grotendeels zwijgen.
De natuur staat op uit haar winterslaap. Lente en voortplanting hangen voor de vogels in de lucht. Een koolmees scharrelt naar nestmateriaal. Een reiger vliegt het al naar huis. Meesjes en vinkjes fluiten liefjes erop los. Veel vogels leven nu als stelletje. Al hamsterend sleept groot en klein het bouwmateriaal naar hun nesten. Ze brengen er de komende tijd lang door.
Verderop loop ik langs de zaterdags zo drukbezette sportvelden. Ze liggen er akelig verlaten bij, de afdeling voetbal in het bijzonder. Hoofdveld, bijvelden, de golfafslagen: vele vierkante meters onbenut groen. Het doet bijna zeer aan mijn ogen. Vanaf de parkeerplaats gaat een sportgroepje van start. Het clubje dames loopt twee aan twee, overduidelijk zonder 1,5 meter ertussen. Ze ogen strijdbaar in hun strakke trimkleding; duidelijk niet van plan zich door een virus eronder te laten krijgen. Eerder deze week zag ik een eigenwijze mannenwandelclub in hun eigen tenue. Goed voor het moreel en het opbouwen van groepsimmuniteit.
Het was aanpassen afgelopen week. Van snel en georganiseerd naar gedwongen vertraging en meer aandacht. Zo kan ik een tweede week wel aan. Mits genoeg wc-papier.
Heb een goede week.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten